Van de voorzitter
Dear Dutch Dickensians
De eerste public reading die Dickens ten overstaan van een groot gezelschap gaf was de
voorlezing van A Christmas Carol in Birmingham op 27 december 1853. Voor deze
gelegenheid hadden maar liefst 1700 mensen een sneeuwstorm getrotseerd. Dickens
had nog geen ervaring met zulke grote aantallen toehoorders en bekende later aan een
vriend zenuwachtig te zijn geweest. Maar, zo zei hij, "we were all going on together, in
the first page, as easily, to all appearance, as if we had been sitting round the fire". En
dit was precies wat Dickens zijn leven lang heeft nagestreefd. Een stemming van 'ease
and comfort' tussen hem en zijn gehoor, die soms opliep tot een atmosfeer van
wederzijdse verliefdheid. Peter Ackroyd, uit wiens prachtige biografie ik citeer - en men
kan daaruit opmaken dat ik reeds op bladzijde 683 ben aangeland -stelt het zo: "One of
the secrets of his genius was his ability to project himself in just such a fashion so that,
although his own domestic life might not always have been a model of sympathetic
union, he could represent and instil the idea of domesticity and comfort in those who
watched and listened to him". Dat de grote massa voor het eerst getuige kon zijn van
zijn genie juist in de kersttijd en juist aan de hand van A Christmas Carol is volgens
mij meer dan toevallig.
Ook in de Haarlem Branch is de kersttijd begin en eindpunt van het Dickensiaanse
kalenderjaar. Ook het Bestuur doet zijn povere best "to instil the idea of domesticity
and comfort" in de geesten van de leden, maar alle pogingen daartoe worden telkens
teniet gedaan door de aanmaning van de penningmeester tot het betalen van de
contributie. Gelukkig is er ieder jaar weer The Dutch Dickensian, lezenswaardig als
altijd. Daaruit kan men opmaken hoezeer onze Branch bloeit. In het afgelopen jaar
bleek dit onder andere uit de verschillende lezingen die onze leden hebben gehouden,
uit het kerstdiner met als vertrouwde en geliefde gastspreker Michael Slater - onlangs
benoemd tot hoogleraar in de Victoriaanse letterkunde - het bleek ook uit de buitendag
naar Dantumawoude en Dokkum. Vele leden hadden de verre reis naar het Noorden
aanvaard, op zoek naar het huis van (de dochter van) notaris Keuning. Tot onze
verrassing hebben wij het huis niet alleen gevonden, maar zijn er door de huidige
bewoners rondgeleid, met als hoogtepunt de bezichtiging van een muur met behang uit
de tijd van de notaris. Het was de laatste keer dat wij een van onze oudste leden, de
beminnelijke Cor Wiegel, in ons midden hadden; hij droeg bij deze gelegenheid een
zelfgemaakt sonnet op 'de dochters' voor. Zijn plotselinge dood enkele dagen later laat
een grote leegte na. Naast hem wil ik met eerbied gedenken Mevrouw Kamerlingh
Onnes - Easton, in onze Branch bijgenaamd 'de barones'. Zij heeft aan de wieg van ons
genootschap gestaan en was vanaf de oprichting bij het doen en laten van de Haarlem
Branch betrokken. Haar herinneringen aan die begintijd zijn in één van de vorige
afleveringen gepubliceerd.
Alle krachten zijn nu gebundeld en alle aandacht is nu gericht op 1992, het jaar waarin
3