langrijk kenmerk van nonsens we zul
len er straks nog meer voorbeelden van
zien. De volstrekt overbodige precisie
van de plaatsaanduiding: in zijn laars, ja
zelfs zijn rechterlzaxs, versterkt het non-,
sensikale effect totdat we ons herinne
ren dat we de roman aan het herlezen
zijn, en dat we al weten dat het met
"kleine romances" vreemd kan lopen: Mr
Pickwick draait er zelfs enige tijd de
gevangenis voor in! De hele rechtszaak
vanwege "Breach of Promise" in hoofd
stuk 34, een hoogtepunt uit de roman, is
nonsens vergeleken waarbij Jingle's ver
zinsel zo zinnig is als een woordenboek,
zoals de Witte Koningin uit Alice in Spie-
gelland zou zeggen.
Welke zijn nu precies die nonsens-pro-
cédés, die in uiterste concentratie of
isolatie leiden tot een literair werk dat
men generieke nonsens kan noemen
(zoals Carroll's Alice-boeken)maar die
bij Dickens altijd een stijlmiddel blijven?
In mijn eigen uiteenzetting volg ik hier in
de voetsporen van een Amerikaanse
literatuur-sociologe, Susan Stewart4, die
een vijftal technieken onderscheidt: ten
eerste die van spiegeling of omkering,
nonsens als de omgekeerde wereld; ten
tweede de incongruentie, dat wil zeggen
het laten vervagen van de grenzen tussen
hetgeen gewoonlijk helder van elkaar
wordt onderscheiden; ten derde een spel
met de oneindigheid, waarbij een schijn
baar eindeloze reeks wordt opgebouwd of
waarbij de tekst als het ware in een
kringetje rond blijft draaien; ten vierde
de onopgeloste dubbelzinnigheid; en ten
slotte de willekeurige schikking van de
onderdelen van een geheel. Ik zal deze
technieken nu één voor één doornemen
en van Dickensiaanse illustraties voor
zien.
Maar eerst nog even dit: om het effect
van nonsens zo groot mogelijk te maken,
moet het idealiter zo zijn dat er steeds
tegelijkertijd wordt gesuggereerd dat er
een werkelijkheid buiten de tekst wordt
beschreven en dat wat we lezen of horen
niet meer is dan een spel met de taal,
waartoe niet alleen de vijf genoemde
technieken dienstig zijn, maar ook het
volledig ontbreken, van iedere mogelijke
indirecte verwijzing naar bijbetekenissen
met emotionele of andere geladenheid.
Van dit laatste is het aangehaalde verzin
sel van Mr Jingle een goed voorbeeld.
Hier werd onze aandacht volledig afge
leid van het feit dat Jingle zijn schoonva
der zou hebben vermoord. We zagen
echter ook dat Mr Snodgrass, die alleen
oog heeft voor de conventionele roman
tiek, dit verhaal opnam als een "little
romance"; aldus gaf hij er zin aan. En
zodra de lezer de ware aard van Jingle
als een "confidence-trickster" doorziet, is
ook voor ons zijn verhaal in die zin geen
"nonsens" meer. De humor blijft, uiter
aard.
Hoe meer emotionele bijbetekenissen,
associaties- en verwijzingen naar een
rationele, zinnige werkelijkheid buiten de
tekst de auteur bij ons oproept, des te
minder zal er in strikte zin sprake zijn
van nonsens. Het mooiste is het (nu
schrijf ik even niet als Dickens-liefheb-
ber, maar als nonsensoloog!); wanneer er
een volmaakte spanning blijkt te bestaan
tussen betekenis (verwijzing, emotionele
of verstandelijke interpretatie) enerzijds,
en de afwezigheid daarvan anderzijds.
Zelfs het lachen moet ons eigenlijk ver
gaan. De pure nonsens is het Zwarte Gat
van het literaire universum een taal
constructie die geheel in zichzelf blijft
ronddraaien, en waaraan geen greintje
betekenis meer ontsnapt. Of, om een
ander beeld te gebruiken, een talig maal-
stroompje, waaraan we niet kunnen
ontsnappen, maar waarin we ook nooit
helemaal worden weggezogen. Alvorens
terug te komen op nonsens als stijlmiddel
bij Dickens, citeer ik een enkel voor
beeld uit het werk van diens tijdgenoot
Edward Lear (1812-'88)5. Het is een
limerick, wellicht het "sonnet van de
11