het alfabet gedicteerde reeks van maffe namen primair heeft willen wijzen op de uitwisselbaarheid en misschien ook de karakterloosheid van Britse politici. De nonsens dient hier een satirisch doel. Ook als het meer centrale romanpersona ges betreft, leidt Dickens ons steeds weer tot de karikaturen die we zelf zijn, zeker in de ogen van anderen. De nonsens doet zich hier vooral voor bij de komische personages, die allemaal iets kinderlijks hebben: Mr Pickwick, Mr Dick, Major Bagstock, Captain Cuttle, Old Turvey- drop, Silas Wegg ze worden in de loop van Dickens' carrière hooguit steeds wat grotesker. De komische vrouwen zijn bij Dickens "onvrouwelijk": Sarah Gamp en Mrs MacStinger, Mrs Jellyby en Mrs Pardiggle, Flora Finching en Mr F's Aunt zouden, net als de eerder opgesom de heren, zonder veel problemen hun plaatsje kunnen innemen in het nonsens- pantheon van Edward Lears limericks, of aan kunnen schuiven aan de Mad Hat ter's Tea-Party, dan wel deelnemen aan het Croquet-toernooi van de Queen of Hearts in Alice in Wonderland. De filo sofische uitroepen die te berde worden gebracht door Captain Jack Bunsby in Dombey and Son ("For why?... Which way? If so, why not? Therefore." ch. 39), de halfdronken non-sequiturs van Mrs Gamp in Martin Chuzzlewit ("I knows a lady, which her name, I'll not deceive you, Mrs Chuzzlewit, is Harris, her husband's brother bein' six foot three, and marked with a mad bull in Wellington boots upon his left arm, on account of his precious mother" havin' been worrited by one into a shoemaker's shop, when in a sitiwation which blessed is the man as has his quiver full of sech,- ch. 46), de agressieve ontboezemin gen van Mr F's Aunt in Little Doriit ("There's milestones on the road to Dover");-. heH-is -4&-.--virtu0siteit- -in- hun taalgebruik waarmee Dickens in staat is om ons een blik te gunnen in de ver scheidenheid van de menselijke komedie die zijn oeuvre vormt. Charles Dickens was geen nonsens- schrijver, maar zijn carrière loopt paral lel, met de ontwikkeling van de nonsens- literatuur in de negentiende eeuw. Als we de romans van Dickens chronologisch doorlopen, dan zien we in zijn humor de weerspiegeling van een geleidelijke ontwikkeling van een in wezen nog optimistische woede naar een toenemende vervreemding en wanhoop. De toene mende overvloed aan ideeën, kennis en dingen die de Industriële Revolutie met zich meebracht, leidde dikwijls tot een ervaring van komische futiliteit, bij Dickens en bij de nonsens-schrijvers uit zijn tijd, waar we in de twintigste eeuw walging ervaren (als bij Sartre), of ver vreemding (als bij Beckett). De humorist speelt een spel met de werkelijkheid en gebruikt daarvoor de taal. De Joyce- criticus Hugh Kenner spreekt hier van de "Komedie van de Inventarisatie". Dic kens inventariseert in zijn romans eerst en vooral karakters, idiosyncratische personages. In de vroege werken (tot en met Martin Chuzzlewit) zijn de komische figuren vitaal, later (vanaf Dombey and Sonworden ze meer en meer verknipt, en in zekere zin ook meer tragisch. Het is een lange wèg van Mr Pickwick en Mr Jingle via Mr Micawber en Uriah Heep naar Nicodemus Boffm en Silas Wegg, of van Mrs Bardell via Sarah Gamp naar Miss Havisham. Het begrip "nonsens" is te beperkt om ons daarbij als gids te dienen. Nonsens is per definitie isole rend, en ik ben in het voorafgaande dan ook op de betekenisdragende context niet al te veel ingegaan. Maar ook het mense lijk isolement is een thema dat we bij Dickens niet over het hoofd mogen zien. Als we, zonder daar al te dramatisch over te doen, willen erkennen dat we allemaal wel iets hebben van die Oude Man die de hele dag onbegrepen op een gong staat te slaan, dan begrijpen we 16

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1994 | | pagina 17