146
een kerssprookje.
had. Mijn klérk. vijftien nkillings in de weókêene Vrouw
en kinderenen hij praat van een vrolijke kersmis. Ik kou
hem waarlijk haast naar het gekkenhuis zenden.''
De gekke klerk liet den neef uit en twee andere heeren
in, deftigfe heeren, die hunne hoeden afnamenen, het kan*
tocfr binnen gingen. Zij hadden boeken en papieren iü hunne
haöden, en maakten enne buiging voor Scrock-.
m msnlby en scrock naar ik meenzeide een van hen", na*
dat hij op zijne lijst had gekeken. Heb ik het genoegen öm
Mijnheer maklrv of Mijnheer scrock te spreken Mijn
heer mareey is al zeven jaar doodantwoordde scrock. ja
vah daag is het juist zeven jaar.'' Wij twijfelen niet, of
zijn geweken compagnon zal ofelt de milddadigheid van den.
overledene hebben overgenomen," zeide de heer, een papier
aanbiedende.
Hij misrekende zich niet; want de compagnons hadden één
hart én ééne ziel gehad. Op het leelijke woord milddadig
heid" fronste sorook zijne wenkbraauwen en schudde zijü
hoofd, terwijl hij het papier törugschoof.
«Op dékeh fèéstelijken tijd Van het jaar, Mijnheerhernam
de heef) éeöé pen opvattende«hebben de armen juist het
meest te'lijden. Duizenden zijn van het noodige, honderd
duizenden Yafi alle verkwikkingen verstoken." Zijn er
dan geene gevangenissen en. werkhuizen meerof is de armen
wet afgeschaft?" zeide scrock, - «0 neen!" antwoordde de
héér, zijne pen weder neêrleggende. Zoo!" hernam scrock.
Wat gij daar Zeidemaökte mij hang, dat die dingen stil
stonden» Ik hen blij dat ik het tegendeel hoor." Maar
date dit niet Wegneemt," begon de heer Weder, «dat vele
armen nog haar noodwendigheden en verkwikkingen blijven
verlangen, hebben oenïge personen zich vereenigd om eene
ihteekénïng te openMten eindè hun eenigen buitengewonea
ondërstand te bezorgen. Wij hebben dezen tijd gekozenomdat
juist nujiet gebrek het ïiijpendst wordt gevoeld, en zij, die
overvloed hebbenzich daarin verheugenen hun voorregt
boven hunne arme broeders gevoelén. Wat zal ik voor u zet*
ten?" Niets!" antwoordde scrock, «Gij verlangt zeker
dat nw ïiöauï niét genoemd wordt?" zeide de heer. - «Ik
verlang dat- men mij met vrede laat," viel scrock hierop in.
«Als gij mij vraagt, Wat ik ëigenlijk verlang, dan.is dit mijn