150
KKPf KER8SPROOKJE.
Hogelijk duurde dit eerto minuut maar het scheen wel een
uur te wezenen toen hielden al de schellen weder te gelijk
op; maar op hetzelfde oogenblik ontstond er een ander ge
rucht, diep beneden in het huis, alsof iémand eene zware
héten" over de vaten in den kelder sleepte. Scrock herinnerde
zich nü, dat in spookhistoriën de spoken dikwijls ketenen
achteraan slepen. De kelderdeur sprong met een zwaren slag
opèn, en toen. hoorde Sckoce het gerucht veel sterker. Het
kwam zelfs den trap open regtstreeks naar de kamer.
Het is toch dwaasheid zeide Scrock. Ik wil het niet
geloóvetnV
Hij verbleekte evenwél, toen het gerucht door de deur heen
en in de kamer kwam, tè gelijk met eene gedaante, welker
tegenwoordigheid zelfs het vuur scheen gewaar te worden,
dattr het eensklaps verbazend hoog opvlamde.
Het was hetzelfde gezigt. Marley met zijn staart, zijn ge
wonen rok en zijne laarzen, welker kwasten, even als zijn
haar, zijn staart en zijne rokspanden, als het ware, te berge
waren gerezen. Om zijn middel had hij eene langen keten,
die achter hem aan sleepteen (want Scrock lette er naauw-
keurig op) uit kleine geldkoffertjeshandsloten, sleutels, met
ijzer beslagene kantoorboeken en stalen geldbeurzen bestond.
Zijn ligcbaam was doorschijnend zoodat Scrock, door het
zelve heende twee kinlopen achter op zijn rok zag.
Scrock had dikwijls böoren zeggen, dat Marlf/y geene in
gewanden had maar het nooit geloofdzelfs nu geloofde
hij het nog niet, hoewel hij het spook door en door zag,
den akeligen invloed van deszelfs glazige oogeït gevóeldeen
zelfs de plooijen kon onderscheiden van den doekdie om
zijn hoofd en kin was gebonden. Hij wild» zijn© eigene, zin
tuigen logenstraffen.
Wat moet dat?" zeide Scrock, zoo koud en scherp als
ooit. »Wat hebt gij mij te zeggen?" )>Veel!" (Het
was Market's stem.) Wie zijt gij Yraag wie ik
wasl" »PJu, wie waart gij dan?" hervatte Scrock, zijne
stem verheffende. Gij zijt- al zeer naauwlettend op een en
kel woord." »In het leven was ik uw compagnon, Jacob
jïïarley."
Scrock zweeg, altijd nog twijfelende, of zijne verbeelding
hem ook een poets speelde;