152
ben kerssprookje.
Gij zijt geketend," zeide Scrock bevende. Waarom?"
»Ik moet de keten medeslepen, die ik in mijn leven ge
smeed heb," antwoordde het spook. Vrijwillig heb ik die
toen gemaakt, en vrijwillig omgedaan en gedragen. Kent gij
het maaksel niet?" Scrock beefde hoe langer hoe ster
ker. Of zoudt gij willen wetenvervolgde het spook
hoe lang en zwaar uwé eigen keten reeds is Zeven kers
missen geleden was die ruim zoo zwaar als deze, en gij hebt
er al dien tijd aan voortgewérkt." 0 Jacob Marlev!" riep
Scrock, nu geheel werplet, «zeg mij meer! Geef mij troost
en hoop, Jacob!" «Die heb ik niet," antwoordde Het
spook. TroOst komt van andere wezens, en wordt aan an
dere menschen gegeven. Ook mag ik u niet, alles zeggen wat
ik wil. Alleen nog dit. Ik mag nergens rustennergens
blijven. In mijn leven is mijn geest altijd bij onze geldkisten
geblevennooit buiten ons kantoor geweestj en nu moet ik
omzwervenzonder rust of vredealtijd door berouw gepij
nigd. O dat ik niét bedacht heb, dat het aardsche leven den
onsterfelijken geest is gegeven, om ouder zijne rtiedemenschen
in liefde te verlceeren en te werken Dat ik niet bedacht heb
dat geen berouw de verzuimde gelegenheden om wel tc doen
kan terugbrengen!" «Maar gij hebt altijd uitmuntend op
uwe zaken gepast, Jacob!" stamelde Scrock, die dit ook gaarne
op zichzelven wilde toepassen. Zaken?" riep het spook
uit. Mijne medemenschen wel te doen en te dienenliefde
weldadigheid, goedheid en hulpvaardigheid dat hadden
mijne zaken moeten zijn. Geldwinneu was sléchts het gering
ste gedeelte van mijne zaken. Op dezen tijd van het jaar
lijd ik het meest," vervolgdehet spook, nadat het eene poos
had stilgezwegen om bitter te kermen. Waarom bleef ik
op dezen tijd op mijne geldkisten turen, in plaats van mijne
oogen-op te slaan, en te zien wie van mijne medemenschen
ik helpen kon, om zich mét de anderen over dien gezegen-
den dag te verheugen! Luister! mijn tijd is bijna om. Ik
heb u nog maar weinig to zeggen." Ochmaak het
kort!" zuchtte Scrock, die nu vreeselijlc benaauwd werd.
De reden, waarom ik mij nu zigtbaar aan u kan vertoonen,
mag ik niet zeggen. Onzigtbaar ben ik menigmaal dagen lang
aan uwe zijde geweest." Deze gedachte was lang niet aan
genaam voor Scrock, die het koude zweet van zijn voorhoofd