153 de geest van den oddsn marlky. veegde. Dat is geen ligt gedeelte van mijne boetever- Volgde het spook, i) Ik ben nu hier om u te waarschuwen dat gij nog kans en hoop hebt om mijn lot te ontgaan. Luister Drie geesten zullen u verschijnende eerste den volgenden nacht ten één ure, de tweede op den daarna volgenden, de derde wederom een nacht later. Neem ter hartewat die géés ten u zullen voorhouden. Mij zult gij niet meer zien." Wederom gaf het spook een akeligen gil, eü rammelde met. zijne keten. Daarna l^orde Scrock niets meer, en na ver loop Van eenigen tijd waagde hij het op te zien; want hij had gedurig zijne handen voor zijne oogen gehouden. De ver schrikkelijke bezoeker was 'verdwenen. Scrock ging naar de deur, door welke het spook was binnengekomen; maarzij was nog goed gesloten. «Dwaasheid!" wilde hij zeggen; maar de eerste lettergreep van dat woord bleef hem in de keel ste ken. Hij gevoelde zich zoo vermoeid, dat het hem te veel 'was zich uit te kleedenmet kleederen en al legde hij zich te bed, en viel bijna op hetzelfde oogenblik in slaap. II. de eerste der drie geestverschijningen. Toen Scrock ontwaakte, was het zoo duister, dat hij naau- welijks het doorschijnende venster zijner karner van dé don kere muren kon onderscheiden. Terwijl hij zijne oogen inspande om iets meer te zien, begon de klok te slaan. Het was een vol uur, en hij telde twaalf slagen. Maar het was onmogelijk dat het twaalf uur kon zijn, want het was ruim twee ure toen hij naar bed ging. De strenge vorst had de klok zekér in cje war gebragt. Scrock liet zijn repetitiehorlogie slaan, en waarlijk, ook dit sloeg twaalf. Het is toch niet mogelijkzeide Scrock bij zichzelven dat ik een geheelen dag en een halven nacht verslapen heb. Of zou er iets met de zon gebeurd zijnzoodat het nu eigen lijk middag zou moeten wezen Dit denkbeeld maakte hem zoo ongerust, dat hij opstond en naar het venster ging. Nadat hij de ijsbloemen van eéne ruit had geveegd, keek hij naar buiten. Het was mistig,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1995 | | pagina 23