158
EEN KEBS9FHÜ0KJE.
ging, sprak hij zoo vriendelijk tegen mij dat ik niet bang
was om hem nog eens te vragen of gij naar huis mogt ko
men; en toen ceide hij ja, en nu heeft hij mij met eens
koets gezonden om u te halen. Nu zullen wij een vrolijke
kersmis houdenen dan gaat gij niet méér heen."'
Met kinderlijke drift trok zij hem naar de deur, en hij
volgde gewillig en gaarne. Breng de kist van den jongen
Heer Sceock naar benedenriep eene ontzaggelijke «tem in
den gangen te gelijk kwam de schoolmeester zelf aanom
den jongen heer met barsche Vriendelijkheid zijn afscheid te
geven. Hij bragt hem eu zijne zuster in eene allerakeligst»
staatsiekamer, waarin de kaarten aan den muur en de globes
op de tafel glommen van de koude, en onthaalde ieder op
een glas verwonderlijk schralen wijn en een stuk oncetbarea
koekte gelijk liét hij door een mageren knecht den postiljon
vragen of hij een glas bier lusttemaar deze antwoorddedat
hij er voor bedankte, als het van dezelfde soort was, die hij
nog èens had geproeffl. En spoedig werd nu de kist achter
op het rijtuig gebonden en reden de kinderen heen.
»Een teer schepseltje; een togtje had haar den dood kun
nen doenzeide de geest. Maar zij had een groot hart,"
»Ja, dat had zij," antwoordde ScracK. 5» En zij heeft mij wel
lief gehad." Zij is nu dood," zeide de geest; aitaaar zij
heeft kinderen nagefertefti, niet waart"' aÉén kind," ant
woordde School." Uw neef," hervatte de geest. Sör&ck
scheen door eene onaangename gedachte gekweld te worden,
en antwoordde kortaf: aJa!"
Hoewel zij nog naauwelijks dö school hadden verlaten,
stonden zij reeds in eene woelige straat van eene groots stad
waar de schimmen van voetgangers en rijtuigen elkander
verdrongen en den weg bijna versperden. Uit de sieraden der
winkels bleek duidelijk genoeg, dat het hier wederom kers
mis was maar het was nu avond.
Zij gingen een eind voort. Eindelijk bleef de geest voor do
deur van een winkel of liever pakhuis staan, en vroeg Scrock
of hij het kende.
Of ik het kén?" antwoordde Sceocr. »Ben ik dan hier
niet leerling geweest?"
Zij gingen naar binnen. Op het gezigt van een bejaard
manmet eene kralptuik öpachter een hoogen lessenaa