159
de eerste der drie geestverschijningen.
iittebde, riep Stttocfc haastig uit: Daar zit immers de oude
FeezIwiG mijn goede oude meester?"
Fezziwig legde zijne pefi neder, keek op de klok, die op
zeven uur weeswreef in zijne handenstreek zijn vest glad
over zijn deftigen buik, lachte cene poos bij zichzelven, en
rièp toen met eene ronde, genoegelijke stem: Hei daar, Sam
en Dick! Hier, jongelui!"
Scrock's vorig Ik, nu tot jongman opgeroeid, kwam haas»
tig aanloopengevolgd door zijnen medeleerling. Daar ia
Dick Welkins riep Sorock uit. Ja waarlijk. Hij heeft veel
van mij gehouden, die goede Dick. Och, och!"
mKomaan, jongens!" zeide Fezziwig. «Het werk is gedaan
voor vandaag. Het is kersavond. Maak als de wind dat do
luiken Voor de vensters komen
De jönge lieden lieten zich dit geen tweemaal zeggen. Op
een stormpas liepen zij met de vensterluiken naar buiten; in
een öogenblik hadden zij ze opgezet en vastgemaakt, entoen
zij terugkwamen, hijgden zij van de haast, die zij gemaakt
hadden.
»Goed zoo!".riep Fezziwig. »Nu den boel opgeruimd, jon»
gensl Alles uit den weg, dat wö ruimtè hebben. Frisch
aangepakt
Het was liefhebberij zulk opruimen te zien, Niets was te
groot of te «waar. Al wat tilbaar was werd uit den weg ge»
schoven, de vloer aangeveegd, het vuur opgestookt, eeu ma
rentak aan den zolder gehangenen in een kwartier was het
pakhuis in eêne ruimelichte en warme feestzaal herschapen.
Eerst kwam er een muzikant met zijne viool, en klom
boven op den hoogen lessenaar, die nu tot orchest moest
dienen. Daarop kwam Jufvrouw FeZziwig, wat bejaard, maar
mog, welgedaanblozend, gezond en vrolijken te gelijk kwa
men hare drie dochtersen de vrijers van die drie. Daar
na kwamen al de bediénden van de affaire in huis, meestal
lustige jonge gasten m knappe meisjes, ieder met een be
kende of Vriendin, en nog eenige knapen en meisjes nit de
buurt. Het gezelschap was talrijk genoegen de vrolijkheid
was ook groot genoeg. De pret begon met een contredans
van in de twintig paren, waarvan de oude Fezziwig en zrjhe
vrouw het eerste uitmaakte, en men danste telkens zoo lang
achteroen voort, tot de orde van den dans in eenfe onhcrstd-
29