160 een kerssprook.tb. bare wanorde was veranderd; dan klapte Fezziwig lagchend in zijne handen, en riep: Mooi zoo!" en dan zocht ieder zijne plaats weder open begon de dans op nieuw. Dat de pandspelletjes niet vergeten werden, en dat het tusJ schenbeide niet aan stevige versnaperingen, gebraden vleescb en appeltaarten, heeten wijn en krachtig bier, ontbrak, spreekt van zelf. Toen de klok elf uur sloeg, kwam er een einde aan het feest. Fezziwio en zijne vrouw plaatsen zich bij de deur, om ieder, die heenging, de hand te geven en een vro lijke kersmis te wenschen; efi'-toen zij eindelijk ook waren heengegaan, èn de beide leerlingen alleen waren gebleven, zochten deze hunne slaapplaatsen oponder eene toonbank in den achterwinkel. Terwijl dit alles gebeurde, hfld Sckock zich waarlijk aan gesteld alsof hij^ gek was. Hij wist zelf niet meer of hij oud bf jong was; hij lachtejuichte, snapte, klapte in zijne han- den; en eerst toen alles stil was geworden, herinnerde hij zich den geest, en zag dezen aan, waarbij hij opmerkt^, dat de lichtstraal op het hoofd van den geest buitengemeen luis terrijk schitterde.' »Ik weet niet hoe die onnoozele menschen zoo dankbaar kunnen wezen voor zulk eene kleinigheid," zeide de geest'; want eer de twee leerlingen in slaap vielen, hadden zij nog in den lof van hunnen meester uitgeweid. Eene kleinig heid?" herhaalde Scrock. Ja," zeide de geest, n De man is schatrijk; en heeft nix misschien drie of vier pond van zijn geld uitgegeven; Verdient hij daarvoor zooveel lof?" Dat is het niet'," antwoordde Scrock in zijne opgewondenheid sprekende gelijkzijn vroeger, niet gelijk zijn tegenwoordig Ik. Maar het staat in::zijne magt om ons leven genoegelijk of verdrietig; en ons werk tot een vermaak of tot eene sla vernij te" maken. En al kon hij dat met enkele woorden doen, dat'zou immers hetzelfde zijn? Het vermaak, dat hij ons geeft, is even groot, alsof het hein zijn geheelen schat Vangeld gekost had." Een blik van den geest deed hem stilzwijgen. «Wat scheelt u?" vroeg de geest. Niets," antwoordde Scrock. «Toch iets?" zeide de geest weder. Och neen!" antwoordde Scrock. »Ik wou maar, dat ik nu gelegenheid had om een paar woorden met mijn klerk te spreken." 30

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1995 | | pagina 30