104
erfl kerssprookje.
Scrock gevoelde rich géweldig afgemat en slaperig, en te
gelijk werd hij zich bewust, dat hij in zijne eigene kamer
was. Hij liet den domper los, en had nog even tijd om
waggelend naar zijn bed te gaaneer hij in eenen diepen
slaap viel.
III.
de tweede der drie geestverschijningen.
Toen Scrock uit zijnen diepen slaap ontwaakte, behoefde
hij niet lang te onderzoekenhoe laat het wezen zou. Hij
begreep wel, dat het wederom nacht was, en dat de tweede
der geestenwier bezoek hem was aangekondigdterstond zou
verschijnen. Om niet verrast te worden, schoof hij zelfs zijne
bedgordijnen open, en bleef-liggen uitkijken, zich zoodanig
op alles verdacht houdendedat nunaar hij meendegeene
verschijning, zij mogt zoo groot als een klein kind of als een
olifant wezen, hem zou kunnen verbazen. Hij had er zich
echter niet op verdacht gehoudendat er volstrekt geene ver
schijning zou komen. Het'sloeg één uur, en er verliep nog een
kwartierzonder dat zich een geest vertoondemaar wel zag
Scrock een roodachtig licht, hetwelk de geheele kamer ver
vulde, en dat hem zeer verontrustte, daar hij niet begreep,
van waar het kwam, of wat het moest beteekenen. Eindelijk
begon hij te denken, dat de oorsprong van dit onverklaar
bare licht misschien in de andere kamer zou te vinden zijn;
daarom stond hij stil op en ging naar de deur, door welker
reten het licht inderdaad scheen binnen te dringen.
Eene vreemde stem riep hem bij zijnen naamen hij trad
binnen.
Het was zijne eigene kamermaar zij had eene zonderlinge
herschepping ondergaan. De zolder en de wanden warén
zoodanig met groen behangen, dat het geheel wel een prieel
geleek; een vuur, zoo als de koude haard in zijnen tijd nooit
had gekendzond eene ontzaggelijke vlam bulderend den
schoorsteen in. Op den vloer, eenigzins in de gedaante van
eenen troon geschikt, lag een hoop kalkoenen, ganzen, ha
zen, stukken rundvleèsch, worsten, vleesehpasteijenprui-
menpoddings, vaatjes met oesters, snikheete kastanjessinaas-
34