168 ees ker8sprookjb. geheele gezin; zelfs zeide Jufvrouw Crachit (toen er een bijna onzigtbaar kluifje op den schotel bleef liggen) met innig ge noegen dat alles waarlijk nog niet eens was opgegaan. En toch had ieder genoeg gehad. Nu kreeg men andere borden, en verbet Jufvrouw Crachit met een eenigzins bekommerd gezigt de kamerom den pod ding op te doen. Als die eens mislukt was.' Alle akelige on gelukken, die er met een podding-kunnen plaats hebben kwamen de achtergeblevenen in de gedachten. Maar weldra kwam Jufvrouw Crachit terug, met den podding, die heer lijk uitgevallen was, op een schotel. Jufvrouw Crachit zeide,- dat zijnu de zorg van haar hart wasmoest bekennendat zij getwijfeld had, of zij den podding wel stijf genoeg had beslagen. Ieder had iets tot lof van den podding te zeggen; maar niemand zeidedat hij te klein was voor zoo veie eters. Dat zou eene al te erge ketterij zijn geweest. Eindelijk was de maaltijd afgeloopen; de tafel werd afge- notnen, en het vuur bijgelegd. Er kwam een mandje met kastanjes, sinaasappelen en appelen en eene kom punsch te voorschijnen allen zetteden zici^ om den haardin een en Tiring, zoo als Robert zeide, waarmede hij meende in een halven Robert reikte ieder een glas punchen stelde toen den toast in: »Een vrolijke kersmis! God zegene ons allen!" God zegene ons allenzeide de arme kreupele Tim hem na. Hij zat op een bankje, digt bij zijn vader, die een van zijne uitgeteerde handjes vasthield, als had hij dit kind het liefste, en als vreesde hijdat het hem zou ontnomen worden. Geest!" zeide Sgrock met eene belangstelling, zoo als hij nog nooit had gevoeldzal dat arme kreupele kind in het leven blijven?" «Dat moet de toekomst leeren," antwoordde de geest. i> Ik ben een geest van het tegenwoordige. Maar wat kwaad zou het zijnals het Stierf? Dat zou de overtollige bevolking wat verminderen." Scrock sloeg met pijnlijke schaamte zijne oogen neder, toen hij zijne eigene woorden aldus hoorde herhalen; maar spoe dig sloeg hij die weder op, daar hij zijnen naam hoorde noe men. »Nu dc gezondheid van Mijnheer Scrock!" zeide Robert. 5üjne vrouw was van gedachten, dat men op zulk een dag

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1995 | | pagina 38