170 een ker8sprookjb. toen hij jong was> van een oud man had gehoord, en Lij' elk ver» zongen zijne afstammelingen het slotkoor. De geest vertoefde bier niet lang, maar voerde Scrock me de, .tot zij het land uit het gezigt verloren, en over de on stuimige zee zweefden. Op eene door het water half bedekte, klip gebouwdstondvele mijlen van het land verwijderd eene vuurbaaken zelfs hier hadden de twee mannendie het licht moesten onderhoudeneen vuur aangelegddat door. een kijkgat in den dikken muur een rood schijnsel over de> donkere zee verspreidde, en dronken welgemoed een glas grog, en wenschten, terwijl zij elkanders vereelte handen, drukten, elkander een vrolijken kersmis. Ook hier vertoefde de geest niet lang, maar hij voerde' Scrock nog verdertot zij midden' in de zee een schip bereik ten. Daar, afgezonderd van de geheele bewoonde- wereld, dacht nog ieder om kersmis en reder had voor zijn® reisge- nooten op dien dag een vriendelijker* woord over dan opi eenen andteren dag van het jaar. Sorock verwonderde zich ten hoogste, dat hij, terwijl hij naar het loeijen van den vrind luisterde, en dacht hoe akelig het toch is, in de eenzame duisternis boven eene onpeilbare diepte te drijven,, eensklaps een hartelijk gelach hoorde. Maar nog meer verwonderde hij zich, toen. hij den lach vaw zijnen neef herkende, en zag dat hij. niet meer op zee was, maar maast den geest eensklaps in eene helder verlichte ka mer stond- De neef van Scrock lachte zoo hartelijk, dat het ons waar lijk wel wat geld zou waardig zijn, om iemand te zien, cKe> hartelijker kon lagcherr. Zijne vrouwSorock's aangehuwde; nicht, lachte mede, en ook hunne gasten schaterden het uit. «Hij zcide, dat het kersmis houden dwaasheid is!" riep Fredehik zoo heette de neef van Scrock onder zijn lag- ehen. »Dij moest er zieh> over schamen," zeide zijne vrouw eensklaps ernstig wordende. Zij was; geene schoonheidmaar het liefste vrouwtjedat- men zou kunnen verlangen, met kuiltjes in de' wangeneen mondje als gemaakt om te kussen-, en een paar oogen als- zonnen. - llij is een. rar© snaait," zeide Frederik. "Het is waar/ hij megt we! wat vriendelijker wezen; maatr zijne ondengdenj

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1995 | | pagina 40