171
de tweede dee dmé geestverschijningen.
straffen zich zelve, derhalve behoef ik er niets tegen te zeg-
gen."/»Hij moet toch schatrijk wezen," merkte zijne vrouw
aan. Wat helpt hem dat?" zeide Frederik. »Hij heeft niet8
aan al zijn geld. Hij doet er geen goed mede. Hij besteedt
het niet voor zijn eigen pleizier. Hij heeft niet eens het plei-
zier van te denken hahaha dat hij er ons ooit
eenig genot van zal geven." «Ik kan hem niet uitstaan,"
zeide zijne vrouw, en hare twee zusters en al de andere aan
wezige dames zeiden hetzelfde.
Ik heb medelijden met hemzeide Fredehik n en ik zou
niet kwaad op hem kunnen wezen, al wilde ik. Wie ver
liest er door zijne bokkigheid Hij zelf. Hij wil nu niet bij
ons komen etem. En wat is het gevolg daarvan? Maar
het is waar, aan dien maaltijd verliest hij niet veel."
»Mij dunkt, dat hij een zeer goeden maaltijd verloren heeft,"
zeide zijne vrouw. Al de anderen zeiden eveneensen zij
konden er met grond over oordeclen; want de maaltijd was
juist afgeloopen, en zij zaten, terwijl het dessert op de tafel
stond, om den vrolijk brandenden haard.
»Ik ben zeer blijde, dat gij allen zoo spreekt," zeide Fr-e-
derik. «Want bij die jonge huismoeders is men niet altijd
zeker van de zaak. Wat zegt gij er vanToffer
Topper had blijkbaar het oog laten vallen op de eene zus
ter van Fredeiuks vrouwj want hij. antwoordde, dat een
eenloopend gezel een ellendig en nietsbeduidend wezen was,
die geen regt had om daarover te spreken; en met dit zeg
gen, joeg hij, zonderling genoeg, de bedoelde jonge juffer
een blos aan.
«Maar, Frederik!' wat wilt gij toch van Scnocs zeggen?"
zeide zijne vrouw. Het is eene gekke gewoonte van u, om al.
wat gij zegt zoo. wonderlijk af te breken." Frederik lachte,
wederom hartelijken antwoordde, toen Ik wilde alleen
maar zeggen, dat het eenige gevolg van zijne onvriendelijke
Weigering is, dat hij eenige genoegelijke oogenblikken> verliest
die hem geen kwaad zoudert gedaan, hebben. Ik ben voorne
mens hem alle jaren, denzelfden kans; te geven; want ik heb»
medelijden met hem. Hij mag op kersmis schimpen zoo veel:,
bij wil, maar hij zal bet toch niet kunnen, laten er eenigzinsi
boter over te denken, als. ik alle jaren weder even vricndeljk'
met dezelfde boodschap bij hem kom. Als ik er alleen maar,