180
een kerssprookje.
vreemde uitdrukking ernst en eene blijdschapwaarover hij
zich schaamde en die hij wilde onderdrukkenen toen zij
na eene lange poos Van stiltehem vroegwelk nieuws hij
medebragt, scheen hij verlegen- om te antwoorden.
«Is het goed of slecht?" vroeg zij, om hem te helpen.
a Slechtantwoordde hij. Wij zijn dan geheel geruï
neerd?"Neen, er is nóg hoop, Caroline!"«Als hij mede
lijden en geduld wil hebben-," zeide zij verbaasd. Ja, als er
.zulk een wonder gebeurt dan is er niéts, of men kan het ko
pen." - Zijn medelijden of geduld zijn niet meer noodig
zeide de man. «Hij is dood."— «Goddankzeide zij met go-
vouwene handen. Zij was goed en zachtaardig; dat kon men
haar aanzien. Ook had zij terstond berouw over haar gezegde 5
maar het was toch de eerste opwelling van haar hart geweest.
Wat die- half dronken vrouw mij gisteren zeid'e hervatte
hij, «toen ik hem om eene week uitstel wilde vragen, en
dat ik voor eene logen hield 'om mij niet te woord te staan1,
was derhalve de waarheid; Hij w;is nïet slechts ziekmaar hij
lag op sterven." «Wie zal nu ónze schuld overnemen?":-
Ik weet het niet. Maar vóór dién tijd zullen wij Wel geld heb
ben. En al was dat zoo niethet zou wel ongelukkig zijn
als zijn erfgenaam een even onbarmhartig schuldeischer was.
Van nacht kunnen wij gerust slapen, Caroline!"
Het woord gerust was eigenlijk te zachtvergenoegd, en
blijde had hij moeten zeggen. De eenige ontroeringdoor dat
sterfgeval veroorzaakt, was eene ontroering van blijdschap.
n Geest!" zeide Scrock diep getroffen, «ik gevóel, hoe weet
ik niet, dat gij mij weldra zult verlaten. Zeg mij nog eerst i
wie was de man, dien ik daar dood heb zien liggen?"
De geest bedekte hem wederom voor een oogenblik met
zijnen mantelen nu was het Scrock alsof er op eens eeri
aanmerkelijke tijd vetliep.
Toen hij weder zien kon werd Scrock door de schaduw
van den geest gedragendoor een aantal straten gevoerd
dié hij dagelijks hetradmaar zijne eigene schim zag hij ner
gens. «Daar zie ik de straat, waar mijn kantoor is," zeide hij.
i) Laat mij zien wat ilt zelf in dc toekomst wezen zatDe
geest stond stil, maar wees naar eenen anderen kant. «Daar-
is het huis," zeide Scröck. Waarom wijst gij ginds heen?" -
De onverbiddelijke vinger bleef denzelfdeu weg wijzen.
50