het i3indjj. 183 buiten. Het mistte niet meer; maar de lucht was helder ei> frisch koud, cn de zon scheen verrukkelijk. »Wat voor een dag is het van daag?" riep Scrock een jon gen toediein zijn beste pak gekleed beneden op de plaats stond te kijkenwaar hij waarschijnlijk uit nieuwsgierigheid gekomen was. lie zeide de knaap met groote verwon dering. »Wat voor een dag is het van daag?" herhaalde Scrock. »Van daag?" antwoordde de jongen. »Wel kers dag!" - »Ei!" zeide Scrock bij zichzelven. Dan heb ik dien dag toch niet verzuimd. He geesten hebben het alles in éénen nacht gedaan. Nu dat is voor hen zeker maar eene kleinig heid. Zeg eens, jongetje!" Wat belieft?" Weet gij den poelier, eene straat verder, daar op denhoek?" »Dat geloof ik," zei de knaap." «Een aardige, schrandere jon gen!" zeide Scrock. «Weet gij ook, of daar die pronk-kalkoen nog hangt? Niet de kleine, maar de groote." «Die, zoo groot is als ik ben?" vroeg de jongen. Welk eene snedige jongenzeide Scrock. Het is een pleizier om met hem te praten. Ja,- manneke!" «Die hangt er nog." «Zoo; Ga hem dan eens voor mij koopen." Ja welzeide de knaap. Ik zal mij laten foppen." Neenik meen het in ernsthernam Scrock. Zeg den poelierdat hij den kalkoen hier brengt; dan zal ik een adres geven, om het verder te bezorgen. Kom met den knecht weêr hierdan krijgt gij een shilling, en als gij in minder dan vijf minuten terug zijt7 krijgt gij eene halve kroon." De jongen vloog heen, als een pijl van een boog. «Ik zal den kalkoen naar Crachit zendenzeide Scrock ter wijl hij in zijne handen wreef. «Wat zal hij kijken! Het beest is eens zoo groot als die arme Tim. Dat zal eene grap wezen Hij schreef het adreshoewel met geene zeer vaste hand en ging toen naar beneden, om de deur open te doen, en naar den knecht van den poelier te wachten. Terwijl hij daar stond, viel hem de deurknop in het oog. «Ik zal hem liefhebben zoo lang als ik leef," zeide hij. «Voorheen heb ik er nooit op gelet. Een wonderbare knop! Maar daar is de kalkoen!" En het was een kalkoen, zoo groot en vet, dat het beest, toen het leefde, onmogelijk op zijne dunne pooten had kun nen staan. «Gij kunt die vracht niet naar Camden Town dragenzeide Scrock tegen den krteeht. Gij moet maar eene 53

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1995 | | pagina 53