Ook met de mijnen liep men tegen problemen aan. Nog helemaal met de hand uitgehakt kwam men toch op steeds grotere diepten terecht en duurde het als maar langer om het erts en de steenkool naar boven te halen. Ook de hoeveelheid grondwater die in deze mijnen liep werd een steeds groter probleem. Er was daarom dringend behoefte aan pompen met voldoende vermogen om de mijnwerkers droge voeten te laten houden, iets waar een stoommachine toe instaat was. In de ijzerindustrie was houtskool van oudsher de brandstof om ijzer te smelten. Hier bleek de eindigheid van de Engelse bossen een probleem. Gelukkig zorgde de uitvinding van de cokes bijtijds voor een oplossing. De achttiende-eeuwse Engelse samenleving was dus een vat vol vernieuwingen en spanningen dat op het punt stond open te springen. Het verzet van de gildebroeders, die tevergeefs probeerden het tij te keren, kwam daarom uiterst ongelegen. Op de wanhopige, maar nutteloze manier van verzet, waarbij machines als aanstichters van het kwaad werden vernield, stond de doodstraf. Aan het eind van deze eeuw zou de grote sprong voorwaarts onder de naam van industriële revolutie onweerstaanbaar over het land rollen. Ook het transport zou meegesleept worden. In deze eeuw was het nog een traag proces. Reizen was geen pretje en alleen waaghalzen of ruw volk begaven zich vrijwillig buiten de vertrouwde omgeving. De wegen waren slecht en in de winter praktisch onbegaanbaar. Het onderhoud was duur en de lokale gemeenschappen, die voor de reparaties moesten opdraaien, redeneerden al gauw dat wat niet in het zicht lag ook niet onderhouden behoefden te worden. Op enkele uren gaans, dus luttele mijlen van de nederzetting, werd de weg niet alleen een hindernisbaan, maar ook het domein van slecht volk. Struikrovers moesten ook aan de kost komen en deden dit bij voorkeur uit het zicht van stad of dorp. Het was dus verstandig om gewapend op reis te gaan en bij voorkeur in een groep. Tegen de tijd dat de avond dreigde te vallen zocht een eerbare reiziger zoals Gabriel Varden, hoewel die niet bang was uitgevallen, de veilige beschutting van een herberg, zoals bijvoorbeeld de Maypole. De keus voor de reiziger bestond, naast lopen, uit een paard of de postkoets. Daarvan was de paardenrug nog het meest comfortabel. Hoe het met het comfort in een postkoets was gesteld is door Dickens prachtig beschreven in het eerste hoofdstuk van Tale Of Two Cities. Laten we ons eens bezig gaan houden met het bestuur van het achttiende-eeuwse Engeland. Een kleine bevolking en een nog kleinere bevoorrechte klasse, dat resulteerde in een zeer klein aantal politici dat uitging van het "ons kent ons" principe. In het lokale bestuur was de parochie de kern waar de "justice of peace" een hoofdrol speelde. Dit was een lokale edelman of een succesrijke zakenman, die zijn schaapjes op het droge had en zich nu een adellijke titel had aangeschaft. Niet altijd volgden zij de wet, soms maakten zij verordeningen die pas later tot wet werden verheven. Tradities en oud gewoonte-recht speelde een grote rol. - 14-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1997 | | pagina 14