Binnen de regering was het hof het centrum van de macht, maar zowel George I als George II stonden bekend als zeer dom en ontzettend eigenwijs. Zij bleken volstrekt niet in staat om een eigen politiek concept te ontwikkelen. Een goede eerste minister kon, hoewel dienaar, de schade aardig binnen de perken houden en natuurlijk met de nodige tact zijn zin doordrijven. Samengevat leidt dat tot de conclusie, dat de Britse constitutionele monarchie functioneerde volgens enkele duidelijke regels: De monarch kon geen rooms-katholiek zijn en evenmin kon hij openlijk de wetten negeren. Het parlement bepaalde het inkomen van de vorst en de betaling van de krijgsmacht. Ministers moesten zich verantwoorden voor de'koning maar ook voor het parlement. Naast deze duidelijk regels was er nog iets nodig om het systeem goed te laten werken. Dit vereiste een politiek smeermiddel. Vaste bestanddelen van dit middel waren omkoping, smeergelden en politieke invloed, die in verschillende receptuur werden toegepast. Tot zover deze tamelijk uitvoerige inleiding, die nodig is om het beeld dat we nodig hebben om het tweede deel van de achttiende eeuw, de tijd van ons "book of study", beter te kunnen begrijpen. DE TWEEDE HELFT VAN DE ACHTTIENDE EEUW De Britse samenleving ging zwanger van de vernieuwingen en veranderingen dat is nu wel duidelijk. Engeland liep daarmee voor op de ontwikkelingen in de rest van West-Europa. Wat maakte dat mogelijk Een typisch voorbeeld van kleine oorzaken met grote gevolgen. Na 1740 begon de bevolking langzaam te groeien. Zo zorgde een verbetering in de opleiding van vroedvrouwen ervoor dat de zuigelingensterfte iets afnam. Er kwamen aparte kraamklinieken en voor de oudere kinderen weeshuizen. Twee veranderingen die elkaar versterkten. De eerste hield meer baby's in leven en de tweede voorkwam al te veel verwaarlozing en verloedering. Hierdoor haalden meer kinderen uit de lage-midden en midden klasse de eindstreep naar de volwassenheid. Hard werken en een sober bestaan met een adequate opleiding deden de rest. Hiermee was het reservoir gevormd waar de nieuwe industriële kapitalisten uit voort zou komen. Een stroom van uitvindingen was het resultaat. Hargreaves vond in 1770 de Spinning Jenny uit. Een apparaat dat het werk van acht spinsters deed. In 1769 had Arkwright het Waterframe bedacht waardoor waterkracht in plaats van spierkracht de machines liet draaien. Naast de verbeteringen in de textielnijverheid kwamen er ook veranderingen in de ijzerindustrie. De gietijzerproduktie werd hervormd waardoor Engeland opnieuw de grootste ijzerproducent werd. Dat kwam goed uit want het land voerde in de achttiende eeuw heel wat oorlogen. - 16-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1997 | | pagina 16