De Heer de Jong liet een staaltje van act reading zien, onder meer door op deze wijze de eerste bladzijde uit Hard Times voor te dragen en maakte aldus op imponerende wijze duidelijk waarom hij van Dickens hield. Kern van act reading is dat men de persoon wordt die men voorleest. De heer de Jong deed aldus, onbewust naar hij mij later meedeelde, bij het uitvoeren van de tekst hetzelfde wat Dickens bij het schrijven deed. Zijn dochters vermelden de schrik die hen vaak beving wanneer zij onaangekondigd Dickens studeerkamer binnenkwamen en daar Dickens bijvoorbeeld als Fagin voor de spiegel aantroffen. Dickens was, kort samengevat, zijn karakters. De architectuur van Bronkhorst en de populariteit die dankzij Bomans Dickens in Nederland verkregen had, bleken twee, wat de heer de Jong noemde, assets voor de opbouw van het museum. Op de brandende vraag waarom hij niet tot de fellowship zelf toetrad, maakte de heer de Jong allereerst melding van een artikel in het Haarlems Dagblad waarin minder vleiende opmerkingen zouden zijn gemaakt over Bronkhorst. Het artikel zou een interview hebben bevat met de huidige secretaris van de Haarlem Branch De kwestie lag echter nog dieper, aldus de heer de Jong. Zij bleek terug te voeren op de al door Hyink gesignaleerde Belgische kwestie en de weigering van de Hollandse groepering te erkennen dat Dickens Vlaamse voorouders heeft gehad. De Jong zag twee werelden - later door de heer Lokin tot drie uitgebreid welk getal door de heer de Jong desgevraagd werd bevestigd - in de Dickens wereld, de literair wetenschappelijke en de wereld van de echte fansdoor hem zelf bescheiden als "malloten" aangeduid. Binnen die laatste wereld staan artisticiteit en nutteloosheid voorop. Hij memoreerde later op de avond nog enkele takken die zich voornamelijk in die richting voortbewogen, zoals het Herenfiets College te Zwolle onder leiding van drs. Hoogendoorn en de Pickwick Club te Hilvarenbeek onder de leiding van Dr. Naaijkens. Gelijksoortige bewegingen zag hij, eveneens later op de avond, te Dordrecht en uiteraard te Vlaanderen. De twee werelden van De Jong werden door Lokin verfijnd tot drie, die van de orthodoxie waaronder de Jong werd gerekend, die van de katholiciteit waaronder Lokin zichzelf graag wilde scharen en die van het calvinisme waaronder de heer Lokin meende grofweg de rest te kunnen rekenen. Bij zo'n stand van de wetenschap der Dickensiaanse analyse, past uw secretaris natuurlijk een eerbiedig zwijgen. De richtingenstrijd die al uit het bovenstaande kan worden afgeleid, bleek in het vervolg van de avond ook binnen de fellowship te bestaan, althans uit de verslagen over de ervaringen binnen de leesgezelschappen bleek bepaald niets van een harmonisatie. Het woord werd gevoerd door Ferdinandusse (Amsterdam I), van Kessel (Amsterdam II), de Groot (Amsterdam I, Noord, maar niet hetzelfde als het eerste Amsterdam), Van Steijnen (Haarlem), Jacobse (Dordrecht) en Lokin (Groningen). Allereerst al de inrichting van de avond; grofweg gezegd bleken er twee richtingen te bestaan, het fauteuil-model en het tafelmodel. Daarnaast bleken er gezelschappen te bestaan die zich domweg tot het achterelkaar voorlezen van de tekst beperkten tegenover gezelschappen die tot een zekere rolverdeling kwamen. Afsplitsingen kwamen voor, soms in de richting van Shakespeare, of erger nog, zoals de leeskring Dordrecht - de heer Jacobse vermeldde dit - wier bestaan nauwelijks van Dickens maar uitsluitend van gezelligheid en dergelijke afhankelijk bleken. Ook over het aantal leeskringen bestonden verschillende opvattingen. Zo telde Groningen het onvermoede aantal van acht leeskringen zonder dat daaromtrent ook maar enig nader gegeven kon worden vermeld (tafel of fauteuil-model, voorlees- of rolmodel, e.d - 9 -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1997 | | pagina 9