Walter Dickens in India De Kortstondige Carrière van door Dick Kooiman "The East is a career". Deze uitspraak viel veelvuldig te beluisteren in het Engeland van de negentiende eeuw. Met "The East" werden de koloniën in Azië bedoeld en dan vooral Brits- India. Met stilzwijgend voorbijgaan aan een miljoenenbevolking met een rijke kuituur en geschiedenis werd India in deze uitspraak gereduceerd tot een mogelijkheid voor ondernemende Britten om carrière te maken in de bestuursdienst, het ekonomisch leven of de krijgsmacht. Achter deze uitspraak ging echter ook een andere mogelijkheid schuil: wie thuis maatschappelijk niet wist te slagen of sociaal zelfs ongewenst was, kon altijd nog uitwijken naar India of een andere kolonie om daar zijn geluk te beproeven. Zowel het type van de carrièremaker als dat van de gelukzoeker komen we bij Charles Dickens regelmatig tegen, niet alleen in zijn romans maar ook onder zijn eigen zoons. Al direct in de Pickwick Papers blijken de koloniën een uitweg te bieden aan hen die thuis niet konden slagen. De medische studenten Bob Sawyer en Ben Allen halen door een tijdelijke verblindheid van hun leermeesters het artsexamen, maar hun praktijk in Bristol gaat tot opluchting van de patiënten failliet. De twee vrienden vertrekken daarop naar Bengalen, "both gentlemen having received surgical appointments from the East India Company". Gevallen vrouwen als Emily en Martha uit David Copperfield mogen aan het eind van dit verhaal een nieuw leven beginnen in de koloniën, waardoor tegelijkertijd Engeland van hun schande wordt gezuiverd Het bekendste voorbeeld onder de Australiëgangers is ongetwijfeld Micawber uit hetzelfde boek. Nadat hij in Engeland geen loopbaan heeft kunnen vinden die voldoende ruimte biedt voor al zijn talenten, vertrekt hij met zijn familie naar Australië in de vaste overtuiging dat zich daar wel iets zal opdoen. Dickens zocht in de koloniën niet alleen oplossingen voor netelige gevallen in zijn romans, hij gebruikte ze ook voor problemen in zijn eigen familie. Zoals bekend waren de (zeven) zoons van Dickens over het algemeen weinig gelukkig in hun maatschappelijke carrière. Ze kregen bij hun doop indrukwekkende namen mee, maar de prestaties in hun verdere leven bleven daar doorgaans verre bij achter. Ze probeerden van alles, maar het meeste mislukte en tot ontzetting van hun vader werden ze konstant geplaagd door schulden. Wat ook opvalt is dat Azië, en vooral India, een grote rol speelde in het gezin Dickens. Dickens' zesde zoon, Harry (Henry Fielding), was scherpzinnig en energiek en kwam uiteindelijk nog het beste terecht. Zijn vader had hem voorbestemd voor de "Indian Civil Service", de prestigieuze koloniale bestuursdienst in India, maar Henry verkoos een loopbaan als jurist en bleek daarin redelijk succesvol. Wie wel naar India ging was de derde zoon, Frank (Francis Jeffrey). Na mislukte pogingen in het zakenleven, de uitgeverswereld en zelfs bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, sloot hij zich uiteindelijk aan bij de "Bengal Mounted Police". Na zijn vaders dood kwam hij terug naar Engeland, maar tot opluchting van zijn in verlegenheid gebrachte familie vertrok hij spoedig naar de "Canadian Mounties". Alfred (d'Orsay Tennyson) en de jongste zoon Plorn (Edward Bulwyer Lytton) hadden ook weinig

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1998 | | pagina 10