uitspraak: "Oliver asking for more" werd de voornaam veranderd in Henry Fielding. Sir Henry was President van de Fellowship van 1905 tot 1910, en werd daarna gekozen tot "Life- President". Hij maakte carrière bij de rechterlijke macht en was vijftien jaar "Common Serjeant" aan de Old Baily in Londen. Drie weken voor het fatale ongeluk - hij werd overreden door een motorfiets - had hij zijn memoires voltooid, welke na zijn dood in 1934 onder de titel "Recollections of Sir Henry Dickens, K.C." werden gepubliceerd (7). THE LIFE OF OUR LORD Voor de Dickens-wereld had de dood van Sir Henry twee belangrijke gevolgen. Er werden twee familiegeheimen prijs gegeven, een "upstairs" en een "downstairs" geheim. In 1849 schreef Charles Dickens voor zijn kinderen "The Life of Our Lord", en volgens zijn eigen wens zou het verhaal niet worden gepubliceerd zolang zijn kinderen nog in leven waren. Het manuscript was door Dickens nagelaten aan zijn schoonzuster Georgina Hogarth, en Sir Henry erfde het van zijn tante. Na diens dood was er een felle strijd om de publicatierechten, welke uiteindelijk werden verworven door "The Daily Mail" voor het in die tijd formidabele bedrag van 40.000 pond. Tussen 5 maart en 17 maart 1934 werd het verhaal van 14.000 woorden in dagelijkse afleveringen in "The Daily Mail" afgedrukt. Van de krant met de eerste aflevering van "The Life of Our Lord" werden zo'n 250.000 exemplaren meer verkocht dan gewoonlijk (2). Tegelijk werd het verhaal als bijlage gepubliceerd door meer dan 500 Amerikaanse bladen. In 1934 verscheen ook een Nederlandse uitgave onder de titel "Jesus' Leven aan Kinderen verteld" (2). Het manuscript werd in 1939 door Sotheby geveild en voor 1400 pond gekocht door Philp Rosenbach, een Amerikaanse antiquaar. Het kwam later in het bezit van D. Jacques Benoliel, een Amerikaanse industrieel, en werd na diens dood, tegelijk met een grote collectie Dickens-brieven, in 1964 aan de Public Library van Philadelphia geschonken (-/). THE LIFE OF OUR CHARLES DICKENS De tweede "onthulling" van een Dickens-geheim was op 3 april 1934. De "Daily Express" publiceerde een artikel van Thomas Wright onder de titel "Charles Dickens began his Honeymoon". Daarin werd voor het eerst publiekelijk de relatie van Dickens met de veel jongere Ellen Ternan geopenbaard. Wright kreeg vertrouwelijke informatie van Canon Benham, aan wie Ellen Ternan haar verhaal toevertrouwde en getuigde hoezeer zij die relatie uiteindelijk betreurde. Wright zelf zou hebben ontdekt dat Dickens in 1867 onder de naam Charles Tringham een huis in Peckam bewoonde met Ellen Ternan. Er was zelfs de suggestie van een kind uit deze relatie. In 1935 deed Wright alles nog eens opnieuw en uitgebreid uit de doeken in zijn biografie "The Life of Charles Dickens" (5). Tot dan toe werd de intimiteit van die relatie met name door de "good" Dickensians ontkend, de figuur van Ellen Ternan werd genegeerd, ondanks het feit dat zij genoemd was in Dickens' testament. In 1928 was een "biographical novel" over Dickens verschenen, geschreven door Bechhofer Roberts, "This Side Idolatry" 6waarin de kritiekloze Dickens-"Cult" en het beeld van "a man of almost supernatural public and domestic virtues" onderuit werd gehaald, en waarin de verhouding met Ellen Ternan - zij het in bescheiden mate -aan de orde kwam. Het boek van Roberts, evenals dat van Wright, werd niet in The Dickensian besproken. Wel refereerde Sir George Douglas aan Roberts biografie in zijn speech "How stands Dickens to-day?", uitgesproken tijdens het -54-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1998 | | pagina 24