'tfJi/I^T I Charles Dickens Pi akboek in Progress *Ul Pa-Toir? VOETNOOT -84- Het leven van Charles Dickens (1 81 2- 1870) is een succesverhaal. Op zijn vierentwintigste schreef hij de Pickwick Papers, dat in afleveringen verscheen in een maandblad. Pas na het vijfde num mer oogstten de belevenissen van de goedmoedige, gezette en zeer Engelse Pickwick die met zijn merkwaardige ge zelschap in uitstekende herbergen vro lijk drinkt en eet, bijval. De lezers herken den de vaak absurde, soms luie maar al tijd geestige hoofdfiguren. Het verhaal werd 'een hype'. Men las niet alleen Pickwick, men ging ook spreken en le ven zoals hij. Toen de avonturen in boekvorm ver schenen waren er voorzichtig 400 ge drukt; van het tweede deel moesten er 40.000 worden gemaakt. De jonge schrijver was in één slag beroemd. Hij kon de journa listiek vaarwel zeg gen en anderszins van zijn pen leven. Dat was toen, in een tijd zonder lite raire prijzen, reis beurzen of ondersteunende televisie, iets heel bijzonders. Dickens wordt nog altijd gelezen, al zijn er momenten dat je je ergert aan zijn sentimentaliteit. Hij blijft echter de vitale waarnemer van menselijke zwakheden als achterklap, huichelarij en bedrog. Dat zijn vader in de gevangenis kwam wegens schulden, drukte een zwaar stempel op zijn leven. De kleine Charles moest in Londen in een schoensmeerfa- briek werken. Dat heeft maar vier maan den geduurd, maar de vernederingen waren niet meer uit te wissen. Zijn ro man David Copperfield is deels auto biografisch en bevat veel treurigheid. Jeugdtrauma. Dickens leven was dus geslaagd. Hij kon het droomhuis uit zijn jeugd kopen en liet 93.000 pond na, een enorm be drag in die tijd. Al kreeg hij alle eer die hem toekwam, hij bleef standsbewust. Je kunt meestal niet waarmaken wat een hogere klasse van je verwacht. Die wijs heid legde hij neer in de figuur Pip in de roman Great Expectations, een knaap die veel geld erft van een onbekende, duistere figuur, een galeiboef, die hij op de eerste bladzijden van de roman ont moet en eten brengt. In Londen ontmoet Pip een jongeman die hij in zijn jeugd een pak rammel ver- k kocht. Ze worden toch vrienden. De vriend vertelt dat hij kapitalist is, scheepsassuradeur. Dat wil hij tenmin ste gaan worden. En dan zal hij zich'niet tevreden stellen met het assuraderen van schepen. De vriend zal aandelen van goede levensverzekeringsmaat schappijen gaan kopen, iets in het mijn bedrijf gaan ondernemen en met de Oost handel gaan drijven 'voorzijden stoffen, shawls, specerijen, verfstoffen, drogerijen en kostbare houtsoorten'. Het zijn allemaal nog maar plannen, want de vriend werkt als onbetaalde kracht op een suf kantoor. Ik hoor ze nog wel eens om mij heen fantaseren, de aankomende kapitalisten die zelfs in een tijd zonder koloniën snel- rijk'willen worden. Een goedmoedige 'bekende wilde een restaurant beginnen. Hij wist precies waar, maar op mijn vraag of hij kalfsvleeskroketten met krui- peterselie ging serveren, had hij geen antwoord. Evenmin of er zwaardvis op de menukaart kwam. Hij had het over 'hier en daar een BV-tje tussen zetten'. Vanwege de belasting natuurlijk. Toen ik naar de zwaardvis bleef vragen, noemde •hij mij een oude knorrepot. Van dat restaurant heb ik nooit meer.wat gehoord. IGOR CORN ELISSEN Charles Dickens

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1998 | | pagina 24