-32-
het mogelijk dat telkens binnen twee weken het hele proces van drukproefcorrectie, revisie,
afdrukken van de twee platen per aflevering en distributie zijn beslag kon vinden. Kom daar nu
nog maar eens om. Het aardige van de serie productie is dat de coverplaat, die steeds hetzplfde
was, een indruk van de gehele roman moest geven, iets wat door de veranderingen die
opdoemden in de aanvankelijke plot, niet steeds tot begrijpelijke coverplaten leidde. Zje de
oorspronkelijke coverplaat van Dombey Son.
De sleutel tot de spanning die Dickens met zijn serials weet op te bouwen is volgens Collins
gelegen in Dickens acteurschap. Wat Dickens steeds bedroefde was dat hij geen groot
toneelspeler geworden was. Zijn schrijverschap stond eigenlijk bij hem maar op de tweede
plaats. In zijn latere voordrachten vond hij een gelukkige combinatie van auteur en acteur die
hem bovendien nog eens minstens net zoveel of meer opleverde als zijn schrijverschap. ïyleer
dan de helft van zijn erfenis bestond uit inkomsten uit zijn voordrachten.
Ria Gonda (piano), Bianca Sitters (klarinet) en Tineke Ferdinandusse (altviool) spelen werken
van Max Bruch (geboren in het jaar van de verschijning van Oliver Twist). Een componist met
een typisch romantische, breed gewelfde melodievoering die aan zijn muziek een wat
pathetische kleur geeft. Hun uitvoering wordt stormachtig toegejuicht en inderdaad, wat een
muziek: melodieus, aansprekend, met liefde en passie uitgevoerd, kortom muziek als een
roman van Dickens.
Collins' Dinnerspeech behandelt de wereldse wijze waarop Dickens het kerstthema behandelt.
De Christmas Carolls bevatten eigenlijk geen enkele verwijzing naar het christelijke
kerstverhaal. Wat Dickens dus voortzet is de traditie dat aan het eind van het jaar een
volksfeest moet worden gehouden. Met de geboorte van Christus heeft dat allemaal weinig te
maken. De kern ervan is een gezellig familiegebeuren waarin armen en kinderen een grote rol
spelen. Dickens democratiseert als het ware het kerstgebeuren. Dat is voor hem het eigenlijke
licht in de duisternis.
De Voorzitter stelt vervolgens de vraag aan de orde of er in de toekomst nog wel een Dickens
Fellowship zal zijn. Hij meent van wel gelet op de wereldwijde belangstelling die hij heeft
kunnen waarnemen op het world wide web voor Dickens. De secretaris meent daarentegen
van niet en steunt voor zijn stelling ietwat lafhartig op de verkeerde vraag die hij die middag
heeft gesteld en op het goede antwoord wat hij daarop heeft verkregen, terwijl slechts één lid
van de Fellowship hem er tijdens de borrel op heeft gewezen dat hij de verkeerde vraag had
gesteld en hij zelf alleen gaandeweg de lezing van Collins langzamerhand tot het inzicht kyvam
dat hij een verkeerde vraag gesteld had. Bijna niemand van de leden had dus in de gaten hoe
Dickens' werk werd gemaltraiteerd en dat is voor hem reden te denken dat de toekomst van de
Dickens Fellowship aan een zijden draadje hangt.
Marijke van Steijnen presenteert in afwezigheid van de redacteur de kerstuitgave van The
Dutch Dickensian, die weer met een Dickensiaanse promptheid vandaag verschenen is. De
Voorzitter memoreert de inhoud. Verdere aantekeningen ontbreken: het woord werd nog
gevoerd door onder meer Aart van Wijk die terecht om verduidelijking van de middagvraag en
het antwoord daarop vroeg, door Pieter de Groot en Leonard Jacobs. De menu's waren als
altijd weer een collector's item van de hand van Marian Andriessen die daarom ook door de
voorzitter uitvoerig werd geprezen, het menu was voortreffelijk gekozen door de dames
Andriessen en Kabel; kok en personeel werden dan ook door de Voorzitter tenslotte ftartelijk
dank gezegd met de opmerking dat het toch wel een andere avond geworden was wannepr er
niets zou zijn opgediend. En zo was het ook.
J.J.C. Kabel, 13 december 1998