-33 - Amsterdam, januari 1999 Geachte Dickensian, Gedachtig je hartstochtelijke oproep op de Herfstbijeenkomst '98 om je te voorzien van "Dickensiana", kan ik je iets van deze aard verschaffen. Het betreft enkele citaten uit een zeer volumineuse studie (bijna 1000 pagina's), die de criminoloog Herman Franke heeft gewijd aan de geschiedenis van het gevangeniswezen in Nederland vanaf het einde van de 18de eeuw. De titel van het boek: "Twee eeuwen gevangen, Misdaad en Straf in Nederland". Het is in 1990 verschenen, als Aula-paperback 194. De auteur heeft inmiddels enige roem verworven, dit vanwege de recente toekenning van een prestigieuse boekenprijs, naar ik meen die van AKO. Iemand uit mijn vriendenkring, bekend met deze Franke, meldde mij dat het boekverwijzingen bevat naar het werk van Dickens. Wellicht interessant genoeg om te memoreren, zo bleek mij. Enkele citaten, waaruit blijkt van het gewicht dat aan Dickens bij de discussie midden vorige eeuw over penitentiaire stelsels werd toegekend: - "Het Franse rapport (van o.a. De Tocqueville over het zgn. Philadelphische stelsel als toegepast in de Cherry-Hill-gevangenis) werd later ook in Nederland vaak geciteerd door juristen en politici die het vergaande optimisme wilden temperen, maar echte tegenstanders van de eenzame opsluiting verwezen in de debatten met stemverheffing en in hun geschriften met uitroeptekens naar het vernietigende verslag dat Charles Dickens in 1842 van zijn bezoek aan de gevangenis van Cherrt Hill publiceerde- De succesvolle auteur, die ook in zijn romans al had getoond zich te kunnen verplaatsen in het zieleven van de minder bedeelde medemens, verdoezelde het lijden dat hij te zien kreeg niet in strafrechtelijke betogen, maar gebruikte zijn literaire gaven om er een aangrijpend beeld van te schetsen. Dickens werd door tijdgenoten ervan beticht de werkelijkheid met zijn literaire verbeeldingskracht te hebben vervormd teneinde meer lezers te trekken, maar feitelijk stemde zijn verslag overeen met de steriele beschrijvingen van wetenschappelijke bezoekers". - Franke besluit zijn ere-saluut aan Dickens aldus: "Dickens maakte met zijn vaardige pen zichtbaar wat niemand kon zien, wat veel deskundigen niet wilden zien en wat veel strafrechtshistorici ook tegenwoordig nog ontgaat". Het is goed voor ons Dickensians te weten, dat onze Meester zo een prominente rol heeft gespeeld in hier te lande gevoerde discussies en zelfs met stemverheffing en - in geschrifte - met uitroeptekens in stelling is gebracht. Curieus is dat de oprichter van het "Genootschap tot Zedelijke Verbetering der Gevangenen" in die dagen getuigde "dat het stukje van Dickens van zijn dichterlijke verbeelding doch geenszins van eene grondige kennis getuigde". Het "stukje van Dickens" betreft het hoofdstuk Philadelphia en diens cellulaire gevangenis, uit de American Notes. Het is nu dunkt mij het geeigende moment om in te gaan op de door onze voorzitter tijdens onze Kerstbijeenkomst opgeworpen verontrustende vraag of Dickens voor de 21ste eeuw wel betekenis heeft. Die vraag kan nu bevestigend worden beantwoord. Met deze citaten is immers aangetoond dat tot op de dag van vandaag nog uit het werk van Dickensd wordt geput. An ever lasting output; Paul Ferdinandusse kan gerust zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1999 | | pagina 7