-34- Het boek van Franke bevat ook verwijzingen naar David Copperfield, en in het bijzonder naar Uriah Heep. Eerst introduceert Franke nog een 19de eeuwse gevangenis-inspecteur Grevelink, die uit de mond van een gevangene optekent: "Het is in de cel beter voor de godsdienst, want iemand die niet geheel slecht is wordt in de cel beter, maar in de zaal wordt hij geheel en al slecht. Ge zoudt dief worden als ge geen dief waart". Franke lanceert het volgende commentaar: "Deze woorden doen denken aan een passage uit<le roman David Copperfield, waar Uriah Heep in de cellulaire gevangenis in Middlesex aan de bezoekende David Copperfield en andere heren omstandig uitlegde hoezeer de eenzaamheid hem zedelijk verbeterd had. Anders dan de gevangene die Grewvelink sprak, wenste Uriah Heep zijn bezoekers tenslotte ook nog uit het diepst van zijn hart toe dat zij eens in staat gesteld mochten worden de heilzame werking van eenzame opsluiting zelf te ondergaan. "Ik beklaag allen die niet hier gebracht worden", riep hij uit". Weliswaar licht Franke in zijn betoog niet toe wat zo een belijdenis van Uriah waard is, want hij veronderstelt zonder meer dat zijn lezers weet hebben van 's mans geaardheid, zijnde die van een slijmerige hypocriet. Zo doende openbaart Franke zich als één van ons in diens vanzelfsprekende voor onderstelling, dat: - wie n'importe welke figuur van Dickens niet vermag te plaatsen in n'importe welke wetenschappelijke discussie, - zich zelve buiten de maatschappelijke orde plaatst, sterker - zich zelve, in termen van de criminologie, veroordeelt tot levenslange opsluiting in een tour d'ivoire. Andermaal, onder verwijzing naar de door onze voorzitter gestelde vraag - zo zal het zijn in de nieuwe eeuw en is er hoop voor een toekomst met Dickens! Gerrit Jan Hijink.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1999 | | pagina 8