-69- Journalisten uit Noord en Zuid kunnen van hem leren hoe men het Vlaan deren, het echte, onvervalste Vlaanderen in België en in Frankrijk ont dekte: niet van op een terrasje van een strandhotel of een restaurant in de steden, waar men zich vrolijk maakt over een Franssprekende kelner die ook nog - o, wat leuk zeg! - Vlaams "klappen" kan. Laat ze liever hun pretentie afleggen en net als Dickens een kopje koffie of een glaasje bier afbedelen van een Vlaams moedertje dat een kous afbreit in haar huisje bij de Leuvense "stoof". "Kortom, ik was hier, en ik zocht naar een excuus om hier niet vandaan te gaan, en tot mijn voldoening slaag de ik erin, en ik bleef hier. En ik kan de helft der zonderlinge namen, welke ik boven de winkels zie aangebracht, niet uitspreken, en dat is een goede reden om hier te zijn, aangezien ik dat zeker moet leren". Een volgende keer stapt onze reiziger in Hazebroek uit. Hij komt terecht in het volle rumoer van een Vlaamse kermis zoals Albion dat nooit heeft gekend. De journalistieke grapjas kijkt danig geamuseerd naar "al deze ronddraaiende heerlijkheden, de statige optocht van hobbelpaarden, vier naast elkander, met daartussen zegewagens, steeds en steeds maar rondgaand, terwijl de mensen die er op zitten, een eindeloos refrein zin gen ter begeleiding van een draaiorgel. Hetgeen, over het geheel geno men, vrijwat boeiender is dan de promenade in het Hyde Park, London, en bovendien vrolijker; want wanneer zingt het rondwandelend gezel schap daar een refrein op muziek van een draaiorgel, trom met bekkens, wanneer hangen de dames daar hun paarden met beide handen om de nek, wanneer bewaaieren de heren de dames daar met de staarten hun ner edele rossen?" Dickens slaat een zucht. Hoe dolgraag zou hij het kijken opgeven en zelf meedoen in die hele zwier? "Als ik een Frans- Vlaamse jongen was, zou ik in een handkar door mijn vriendjes voortge trokken worden om mee te dingen in ringsteken en de daarbij uitgeloof de prijzen; als ik mijn lans niet zuiver door de ring zou steken, dan zou een volle emmer over mij heen vallen; ter bescherming zou ik een fan tastische oude vogelverschrikkingshoed op hebben. Wat een schitteren de porceleinen beeldjes, ridders en dames, verguld tot ze opnieuw schitterden, zou ik op de kermis kunnen kopen en er mijn huis mee sie ren als ik een Frans- Vlaamse boer was geweest, en het geld ervoor had Zo eindigt dit plezierig kijken in onmacht van begeren. Volkstoneel is min der duur. Daarop zal Dickens zijn geldnood verhalen. Wordt gespeeld: een drama van tranen in de stijl van "ma mère, ma mère, en ook de on vermijdelijke malédiction d'un père, evenals de onvermijdelijke jongeling uit de provincie, zwak van verstand, doch vol van geloof, die Julie naar Parijs volgde, en die tegelijk weende en lachte en snikte". Alles loopt goed af: ma mère zendt uiteindelijk haar toestemming en zegen per post. Weer buiten op straat hoort de bedwelmde toeschouwer een andere bel oorverdovend schellen. De tent van de buikspreker! "Komt binnen, komt binnen, Monsieur heeft order gegeven dat we gaan beginnenMessieurs en Mesdames, ik stel u de buikspreker voor. De prachtige proef van het kind met de kinkhoest! De grootse en buitengewone proef van het gesprek tussen monsieur Tatambour in zijn eetkamer en zijn knecht Jerome in de kelder; met als slot het optreden der zangeressen in het bosje, als mede het concert der dieren op het erf der boerderijKomt binnen, komt binnen!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1999 | | pagina 36