probleem, "die staan in de rij om te worden uitgenodigd". Een bijkomend probleempje is dan
meer van financiële aard.
Waar mogelijk bezoekt hij de conferences van de Dickens Fellowship. Komend jaar is New York
wat te ver weg, naar zijn mening. Het bezoek ervaart hij als een groepsreis, dat betekent vaak veel
geduld, maar anderzijds kom je als Dickensian op veel plaatsen waar je anders niet inkomt, zoals
het stadhuis van York, en bijzondere tuinen. Ook onze nieuwe secretaris-penningmeester is een
trouwe bezoeker, een sterk koppel dus als het gaat om onze vertegenwoordiging in het
buitenland.
De macht in Dickensland
Een serieus onderwerp aangesneden, de macht in Dickensland. In feite zijn er drie belangrijke
krachten in Dickensland. Natuurlijk is daar Headquarters in Doughtystreet, Londen, waar
gewaakt wordt over de geestelijke en stoffelijke nalatenschap van de Dickens Fellowship, over de
tradities, waar de grote kennis is van de "local history", en over de vele Britse branches die een
vooral sociale functie hebben; dan is er de Amerikaanse Dickens Society, gevoed vooral door het
vele wetenschappelijke werk aan de talloze universiteiten, waar ieder aspect van Dickens' werk
wordt geanalyseerd, becommentarieerd, en waar vooral de psychologische studies "in" zijn.
Tenslotte is er de Haarlem Branch, officieel de 142ste branch van de Dickens Fellowship, waar
Dickens met een lach en een traan beleefd wordt. De Haarlem Branch bestaat dit jaar al weer 45
jaar, heeft een lange voorgschiedenis. Ooit startte in de oorlogsjaren (voor onze jeugdige leden
die van 1940-1945) Godfried Bomans met een initiatief het werk van Dickens te vertalen, en dat
mondde uit in de bekende Prismareeks die vanaf 1952 verscheen, en waarvoor Bomans in een
Hildebrand-outfit door het land trok, om Dickens te verkondigen, en onder meer Nico
Andriessen aanzette tot de oprichting van de Haarlem Branch. Paul zelf moet bekennen het
Dickens apostolaat "in geringe mate" te bedrijven, "slechts in een kleine kring van vrienden en
bekenden". Een moeilijke opdracht, zoals iedere geloofsverkondiging. Als één van de oorzaken
noemt hij een even tragisch als hardnekkig misverstand: "Een lid hoeft niet alles te weten over
Dickens: Dickens mag, maar moet niet". Of de Engelse methode - Dickensians, zoals in York,
voeren op scholen toneelstukjes op uit het werk van Dickens meer succes heeft, betwijfelt hij.
"De tijd moet rijp zijn voor zo'n bekering". Plollandse nuchterheid.
Lovende woorden van onze president over het fenomeen van de Dickensleeskring. Zelf is hij lid
van de lste Amsterdamse leeskring, waar op zondagmiddag van 14.00 tot 17.00 uur om de zes
weken - Dickens in een rollenspel gelezen wordt, onder leiding van regisseur Pieter de Groot, om
beurten bij de 13 leden thuis. Pas daarna wordt naar de fles gegrepen. Mijn ervaring in het
Haarlemse is die van een avondclub, waar als regel korter wordt gelezen - van 20.30 tot 22.15 uur
waarna demonstratief door sommige leden het boek wordt dicht geslagen - maar de nadronk
langer duurt. "Bestaat er nog een 2de leeskring in Amsterdam?", een vraag die na enige aarzeling
door Paul wordt beantwoord: "Die leeskring is verworden tot een Gooische!". Er schijnt nog een
Groningse leeskring te bestaan, van vooral academisch gevormden. Over de situatie in Dordrecht
en nog lager in den lande is geen duidelijkheid te scheppen. "De Dordtse Heren en hun aanhang
maken veel indruk tijdens de bijeenkomsten, vooral de wijze waarop zij de grote glazen hanteren,
maar een echt inzicht heb ik niet. Lof overigens voor het vruchtbare werk van Karla Boschma,
die zich wel zeer actief inzet voor een volgende generatie Dutch Dickensians.
Zorgen over de toekomst?
Ik suggereer zorg om en voor het archief van onze branch. "Bestaat er een archief?" Ooit heette
het dat ons archief bij de heer Keen in de Amsterdamse Banstraat was ondergebracht. Maar wat
-//