IN GESPREK MET PAUL M. FERDINANDUSSE, PRESIDENT VAN DE HAARLEM BRANCH VAN DE DICKENS FELLOWSHIP: "IK BEN EEN COPPERFIELDER!" Wat er aan voorafging Zaterdag 3 februari 2001 De redactie van de Dutch Dickensian zocht naar kopij en bedacht dat af en toe een gesprek met een "toonaangevende" Dutch Dickensian zeer zinvol zou kunnen zijn, ter lering en vermaak en informatie en zo. De redactie en het bestuur - van de Haarlem Branch kwamen in de nieuwe samenstelling op maandag 22 januari jongstleden bijeen, niet zoals jarenlang op de Grote of Industriële Club op het Damrak te Amsterdam, waar de aanwezigen door de toenmalige secretaris-penningmeester volledig werden ingepakt, maar in de sfeervolle Wachtkamer Eerste Klasse op het Centraal Station, waar een ieder de eigen kosten betaalt. Bij die gelegenheid werd aan onze president gevraagd of hij enigerlei vorm van gesprek/interview wilde toestaan ten behoeve van de Dutch Dickensian. Onmiddellijk trok hij de agenda. Op de radio berichten over treinvertragingen vanwege de sneeuwval. Wat moet dat nu met mijn tocht naar Castricum? Wel of niet naar Castricum, dat was de vraag, en hoe? Een witte natuur ontregelt het gewone doen en laten, bovendien: de witte maagdelijkheid in het Hollandse landschap van heden ten dage is flinterdun, aan het einde van de dag is mogelijk datzelfde Hollandse landschap veranderd in een sompig moeras. Het besluit genomen: Paul Ferdinandusse gebeld en mijn komst per trein aangekondigd. De barre fietstocht naar Haarlem ondernomen. Passerende auto's spuwen sneeuwmodder in de richting van mijn broekspijpen. Op de Zijlbrug even in de problemen, mijn fiets slipt weg. Doorgestoken naar station Haarlem. Terwijl ik mijn fiets parkeer, passeert een bekende Haarlemmer: Hakim, met een aktetas. Een retourtje Haarlem-Castricum gekocht, fl. 13,25. De jongeman achter het loket wenst mij een prettige reis. Op het perron direct de mededeling dat de trein naar Alkmaar niet zal vertrekken, wij worden naar perron 1 gecommandeerd voor de trein richting Amsterdam, en moeten dan in Sloterdijk overstappen. Het belooft een reis met hindernissen te worden. Onderweg op snelheid door het witte landschap, waar langlaufen een nationale volkssport lijkt. Zelfs Halfweg wekt de indruk een schitterende woonlocatie te zijn. In Sloterdijk uitgestapt, en aldaar stel ik vast dat de eerst volgende trein richting Alkmaar de deuren net gesloten heeft en in haast vertrekt. Een ingewikkeld station, dat van Sloterdijk. Maar ik sta op de juiste plek als de trein richting Uitgeest arriveert. Ingestapt en in de overloop blijven staan. Een tot in de dood NS-getrouwe, herkenbaar aan zijn uniform en zijn dienstbare houding, staat mij te woord. "Het rondje om de kerk, mijnheer. Wat wilt U daarover weten?". Ik heb daar dus niets van begrepen. Maar eerst mijn boosheid over het missen van mogelijk geplande aansluitingen. "Bevroren wissels bij Alkmaar en Obdam, bij Beverwijk is een trein met vier bakken doorgeschoten, dat kan gebeuren. Maar die wissels zijn gemaakt voor min dertig, maar ja, er is geen onderhoud". En wat die planning betreft, dat ligt dus aan de medewerkers die ergens ver weg, van achter hun bureau het treinenverloop plannen en geen compassie met de reizigers hebben. "Semi ambtenaren", foetert de NS-man. Het is een dienst die door een rijksverkeersorganisatie wordt overgenomen. En daarna worden de provinciale lijnen, inclusief het personeel, afgestoten door de NS, aan lokale vervoersbedrijven. "Noord-Holland gaat dan naar de NZH. De NS wil alleen de rendabele Randstad bedienen". Zeer informatief, zo'n gesprek.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2001 | | pagina 6