gezien was. En John Dickens werd, zoals wij zagen, op 22 november 1831 vermeld in de London Gazette. Voor bankiers waren de vermeldingen van insolventies en bankroeten in dit officiële blad van belang. Mochten de Dickens' niet meer shabby-genteel zijn, genteel waren zij niet en dus geen waardige schoonfamilie. Deze onstuimige verliefdheid van Charles heeft geduurd van 1829-1833. Mogen wij de biografen geloven, dan was Charles door zijn gevoelens overspoeld. Maar hij moest tenslotte in zijn afwijzing, omdat hij maatschappelijk gezien te min voor haar was, shabby-genteel bezoedeld, berusten. Voor de tweede keer maakte insolventie van zijn vader een einde aan een gelukkige periode vol idealen en verwachtingen. Ook deze episode van zijn leven heeft Dickens verzwegen. Toen hij erover dacht om zijn leven te beschrijven, is hij niet verder gegaan dan tot deze liefdesgeschiedenis. De autobiografische fragmenten eindigen daarvóór. Toen hij in 1855 opnieuw met Maria Beadnell, nu mrs. Winter, in aanraking kwam raakte hij aanvankelijk weer zo in vervoering, dat Forster moest vragen wat eraan de hand was en nu eerst te weten kwam wat zich vroeger had afgespeeld. Dickens toenmalige brieven n haar, waaruit zijn vervoering blijkt, zijn behouden gebleven.(a) Forster heeft in zijn biografie van Charles Dickens noch over deze en latere escapades van John, noch over Maria Beadnell geschreven. Terecht, want toen hij zijn biografie, bijna direct na de dood van Charles Dickens, schreef, leefden velen die rechtstreeks of als naaste familie er bij betrokken waren, nog. In 1834 zat John Dickens opnieuw in moeilijkheden. Zijn zwagers, John Henry en Thomas Culliford Barrow, hadden hun geduld met hem verloren en hem uit The Mirror of Parliament gezet. Hij was nog wel verslaggever voor the Morning Herald, maar bleek niet in staat om te leven binnen zijn financiële mogelijkheden. In november weigerde een schuldeiser, Burr, de huisbaas van John, langer uitstel te geven. Charles, die nu een inkomen had van 7275 per jaar, schraapte al zijn 'cash' bij elkaar en vroeg Mitton om een lening van 'what you can possible spare till Saturday'. Hij schreef hem, vermoedelijk op 20 november: De volgende dag al schreef Charles aan Mitton: ....Will you come up here at dinner time today? - we shall not dine until half past 4 on your account. They are all in great tribulations here; my father went out yesterday accompanied by Alfred, to endeavour to get some money, as Burr refused wait beyond last Evening. He sent the boy home to say he had been unsuccessful, and has not made his appearance all night, or forwarded a message of any kind. I own that at present his absence does not give me any very great uneasiness, knowing how apt he is to get out of the way when anything goes wrong. As, however, if we do not gain some tidings of him in the course of the day 1 shall hardly know what to think, and as at all events it may be necessary to hold a consultation, you will greatly oblige me by comply ing with my request. Dear Tom, On waking this morning, I was informed that my father (whom I have not seen, for he had gone out) had just been arrested by Shaw and Maxwell the quondam Wine People. Will you have the goodness the moment you receive this, to go over to Sloman's in Cursitor Street and see him for me, and ascertain whether anything can be done? I must work this morning, but tell him please I shall be with him about Six. -1 dine at 5 if you can come up. I fear it is an awkward business, and really I have no idea of the extent of his other embarrassments. Ackroyd heeft deze liefdegeschiedenis uitvoerig beschreven in de chapters 6 en 24 van zijn boek. 7

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2001 | | pagina 7