In die zes jaar is binnen en buiten het parlement gestreden voor de Reform Bill (1832) en de Poor Law Amendment Act (1834). Terecht wijzen alle biografen van Dickens hierop. Echter, een juridisch georiënteerd parlementair verslaggever, wiens vader in de schuldgevangenis zat (dec.1831) en enkele jaren daarna uit het 'sponging-house' moest worden verlost (1834), móét wel nauwlettend de parlementaire handelingen t.a.v. het schuldrecht hebben gevolgd, ook al zou niet hij zelf, maar een collega, het verslag hebben gemaakt. Een volle dig bewijs ontbreekt echter. Niet lang voordat Dickens parlementair verslaggever werd, was het First Report of the Commissioners to inquire into the Practice and Proceedings of the Courts of Common Taw, fob. 18, 1829 verschenen. Dit rapport beschreef uitvoerig het onderscheid tussen het 'Serviceable Process' en 'Bailable Process'. In 1831 kwam de wet tot stand waarbij de Court of Bankruptcy werd ingesteld. In 1832, toen Dickens in ieder geval parlementair verslaggever was, kwam het Fourth Report of the Commissioners uit. Bijna alle problemen, wantoestanden, misbruiken en criminele activiteiten verbonden met de Law of Arrest and Imprisonment for Debt worden erin vermeld. Veelvuldig werden in het parlement wetsvoorstellen inzake insolventie behandeld. Er waren ook talloze petities aan het parlement over dit onderwerp. In deze jaren verscheen een groot aantal ingezonden stukken in The Times, waaruit blijkt hoezeer de 'imprisonment for debt' in de publieke belangstelling stond. In een van die stukken beschreef de schrijver, onder de schuilnaam 'Crux', de onverbiddelijke crediteuren, het extreme winstbejag van een attorney, de overbezetting van de King's Bench Prison, de beroepen die binnen de gevangenis nog werden uitgeoefend, het verlies voor de samenleving van productieve arbeid, het opeten en moeten opeten van het bezit dat men nog heeft, de luxueuze levensstijl van de rijken in hun 'state house' van de King's Bench of in de 'Rules', de prostitutie, de goedgeklede oplichters van vermogende gevangenen (10). Op 1 mei 1833 vermeldde The Times de 'transportation' (naar een kolonie) van Sophia Hallen, na zeven jaren gevangenschap wegens schulden aan haar attorney, die zij niet wilde betalen, omdat hij haar instructies niet had opgevolgd. In een ingezonden stuk werd op 21 maart 1835 in The Times meegedeeld, dat 'traders of respectability' geen arrestatie uitlokten, als er geen fraude in het spel was. Het toenmalige wetsontwerp tot afschaffing gaf echter onvoldoende mogelijkheden om op het vermogen van de schuldenaar te verhalen. Andere ingezonden mededelingen van voor- en tegenstanders van af schaffing treft men aan in The Times van 31 maart (twee keer), 1 juni, 18 juni, 22 aug.1835; 15 maart en 8 april 1836; 30 juni, 13 en 14 dec. 1837. Zou Dickens ook hebben kennis genomen van de dood en het inquest proces in de Fleet Prison? Op 15 maart 1836 verscheen een ingezonden verhaal over Pickwick-achtige wantoestanden in the Fleet Prison. Een maand later zag de eerste aflevering van the Pickwick Papers het licht. Vanaf begin 1835 publiceerde F.W.N.Bayley zijn Scenes and Stories bj a Clergyman in Debt Written during his Confinement in the Debtors' Prisons. De eerste aflevering kreeg een afkeurend commentaar in The Times van 15 januari van dat jaar, hoewel in die tijd The Times zelden publicaties besprak. Er kwamen in het parlement nog twee bijzondere aspecten van de gevangenschap wegens schulden aan de orde: het contempt of court en het privilege of parliament. Dickens maakte als free-lance stenografer verslagen van zittingen van de Court of Chancery en kende dit hof dus al van vóór zijn parlementaire tijd. Het kan zijn, dat hij al eerder ervaringen met chancery op deed, doordat Ellis Blackmore als solicitors chancery-zaken deden. Dickens begon zijn parlementaire

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2002 | | pagina 20