NIET UITGESPROKEN REDE TIJDENS HET KERSTDINER VAN DE
HAARLEM BRANCH OP ZATERDAG 8 DECEMBER 2002
Vandaag het 9de lustrum van de Haarlem Branch. De Haarlem Branch niet
gehinderd door wettelijk vastgelegde en bij de Kamer van Koophandel neergelegde
bepalingen, leidt sinds de oprichtingsbijeenkomst in de Overveense uitspanning
Kraantje Lek op 8 december 1956 een ogenschijnlijk onbekommerd bestaan. Over
de ontstaansgeschiedenis berichtte onze voormalige penningmeester-secretaris Joop
van Kessel in zijn doorwrochte studie "Dickens en de Haarlem Branch",
opgenomen in The Dutch Dickensian van december 1987, een nummer dat geheel
gewijd was aan het fenomeen "Dickens in Nederland".
Vandaag ook een mijlpaal in de geschiedenis van The Dutch Dickensian: in
december 1961, veertig jaar geleden, verscheen net eerste nummer, met Nico
Andriessen als redacteur. Het bestaan van The Dutch Dickensian wordt
gekenmerkt door een nogal wisselvallig bestaan, zowel wat betreft het formaat als
de onregelmatige tijdstippen van uitgave.
Nadat Nico Andriessen in 1967 het redacteurschap had neergelegd, werd eerst in
1976 door Joop van Kessel en Jan Kabel zorg gedragen voor de voortzetting van
ons blad. Het mogelijke waarom de uitgave al die jaren was gestaakt een twist om
de macht in de Haarlem Branch tussen de Haarlemse en Amsterdamse
groeperingen - en de wijze waarop de nieuwe redactie gedwongen werd haar taak
op te nemen, staat te lezen in de "Ten geleide" van de redactie in het nummer van
The Dutch Dickensian van 1976.
De echte en complete geschiedenis van de Haarlem Branch moet nog worden
geschreven, misschien een opdracht met het oog op ons 10de lustrum in 2006. Dan
zal vooral ook de recente geschiedenis van onze branch uit de doeken worden
gedaan, en zullen brandende kwesties worden opgehelderd, zoals de vraag waarom
de zeer geslaagde Annual Conference van de Dickens Fellowship van 1992,
georganiseerd in Haarlem en omstreken, bijna geleid heeft tot de financiële
ondergang van enkele, zeker op dat moment, prominente leden van onze branch.
Voorlopig is het wellicht verstandiger nog eens na te gaan welke heikele situaties
zich in de branch gedurende de zestiger jaren hebben voorgedaan. Het waren de
jaren dat de leden zowel voor Dickens als voor Godfried Bomans de
bijeenkomsten bezochten. Ik noem drie conflicten uit die tijd: de kwestie
Wemminck en Eichmann, de kwestie van notaris Keuning uit Dantumawoude, en
de kwestie Flip Mayer. Zwijgen zal ik over het conflict tussen onze eerste
presidente Els Mayer en het lid Sachs, welk er toe leidde dat Els Mayer zich met
enkele medestanders afzonderden en in het vervolg Shakespeare boven Dickens
verkozen.