Hoewel de wet pas in 1867 formeel is ingetrokken, zijn deze bepalingen, maar strikter geformuleerd, herhaald in 32 Geo.2,c.28 [1758], de z.g. Lords' Act. Beide wetten beginnen met de zinssnede: "Whereas many Persons suffer by Oppression of inferior Officers in the Execution of Process for Debt, and the Exaction of Gaolers to whom such Debtors are committed...." Uit de s.I en IV van de Lords' Act blijkt, dat men de gearresteerde belastte met bedragen voor zijn eten en drinken. Die bedragen waren niet alleen te hoog, maar er werd zelfs in rekening gebracht wat hij niet had genuttigd. Nadrukkelijk werd vastgelegd, dat niet meer in rekening mocht worden gebracht, dan wat werkelijk op eigen wens door de gearresteerde werd verbruikt en dat 'fees' voor verblijf, over-nachting, beddegoed e.d. niet hoger mochten zijn, dan vastgesteld in een 'order' van de justitiële autoriteiten. Op 6 april 1814 legde Earl Stanhope het House of Lords vier petities voor van ten onrechte voor schulden gegijzelden. Een van deze had op de Chief Justice 'at judge's chamber' een beroep gedaan, maar werd verwezen naar het voltallige hof, dat pas vijf weken later zitting had. Gedurende die tijd moest hij in het lock-up house blijven. Hij moest daar acht of tien shillings per dag betalen voor wonen en kost. Een arme kon dit bedrag tesamen met proceskosten onmogelijk opbrengen. Bij schuldenaren, die, na een rechterlijk vonnis gevangen zaten, moesten de schuldeisers de z.g. sixpence betalen aan de gevangenen. In de Lords Act was een bedrag vastgelegd van ls.ód. per week. Dit was naderhand verhoogd tot 3.s.6d. per week of wel 6d. per dag, de z.g Sixpence. Een bedrag van acht tot tien shilling per dag was dus schandalig hoog. (Als de schuldeiser de sixpence niet betaalde, kon de gevangenisdirecteur de schuldenaar vrij laten. Deze moest dan echter nog wel de schulden in de gevangenis gemaakt betalen. Zo kon mr.Mantilini voor een betrekkelijk klein bedrag vrij gekocht worden.) Dat de sheriffs officer aardig verdiende blijkt ook uit een zinsnede in het antwoord van Messrs.Watson Byrom, Liverpool, aan de Commissioners van het Fourth Report (1832): "as long as the debtor remains in the officer's house, he is charged 10s.6d. a day for lodging." In A Passage in the Life ofMr.Watkins Lottie wordt Mr.Watkins Totfie plotseling gearresteerd voor £33.10s.4d. Hij zit hoogstens één dag in het 'lock-up-house' van Mr.Solomon Jacobs. Om eruit te komen moet £37.3s.l0d. betaald worden. Daar moet een aardig winstje in gezeten hebben voor Mr.Jacobs. Dickens vertelt niet, of aan Mr.Watkins Totde gevraagd was waar hij heen wilde. In The Pickwick Papers gaat Mr.Pickwick naar het 'sponging-house' van Namby. Er wordt niet vermeld, dat het hem van te voren werd gevraagd, en evenmin wat het verblijf daar hem kost. Een beschrijving van het sponging-house treft men ook aan in een artikel van All the Year Round in 1867: I then asked him where he was to take me to, and he said it was optional whether I would go to Whitecross-street prison at once, or stay a few days in 'Bream's-buildings', of Chancery-lane, the well-known sponging-house. At the latter place I should be much more comfortable, have a bedroom to myself, besides being able to see as many friends as I liked, and up to any hour; but it would be much more expensive. At Whitecross- street the eating and drinking would cost about three shillings a day; at Bream's-building board and lodging would be a guinea a day, and all drinks extra. This is 'Bream's-buildings'. Just beyond the entrance, is a house of which you may see all the windows closely and heavily barred. The door is always open, but the bottom of the staircase is

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2002 | | pagina 28