Dït kamertje was inderdaad aanwezig in de Fleet zoals ook blijkt uit een 'order' van mr.Nïxon, de Warden, van 1809. Indien wij de gang van Mr,Pickwick door de gevangenis verder volgen en de beschrijving van de Marshaisea Prison in Little Dorrif daarbij betrekken, dan ontgaat ons de bedrijvigheid binnen de gevangenissen. Deze bedrijvigheid is uitvoerig geschetst in het onderdeel 'Social and economic relations among the prisoners' van The King's Bench prison in the later eighteenth century van Joanna Innes. Deze bedrijvigheid was gebaseerd op de noodzaak om in eigen onderhoud te voorzien en op de aanwezigheid van een sociale structuur doordat er gevangenen waren met vee! geld, met weinig geld en zonder geld. Naast de 'chandler shop', de 'coffeeshop' of 'tap' en andere door de Marshal en turnkeys verpachte winkeltjes, waren er ook winkeltjes van de gevangenen zelf of werkten zij in de stalletjes van de dagelijkse markt met vers fruit, groente en vlees. Sommige gevangenen verkochten waren op de vloer van de benedengang. Dokters en lawyers hadden genoeg te doen. Gevangenen of hun vrouwen traden op als bedienden en verpleegsters. Kleermakers, schoenlappers, timmerlieden verrichtten nun werk voor andere gevangenen maar ook voor de buitenwacht. Zelfs kunstenaars zetten hun arbeid voort. Het 'chumming-system' deed ook geld van de rijken naar de armeri vloeien. Onder de werkzaamheden waren ook onoirbare ais prostitutie, drankverkoop, kansspelen. James Tylor, een van de getuigen bij het onderzoek naar de dood van Thomas Culver vertelde terloops, dat hij bezig was schoenen van de gevangenen schoon te maken, In 1811 was er een gevangene met een vrouw en vijf of zes kinderen. Hij kon er zijn beroep van lijstenmaker blijven voortzetten en met hard werken vijf tof zes pond per week verdienen. In 1815 werkte een gevangene ais apotheker in de Fleet Prison. In 1823 verscheen een Taw-stationer" voor de Insolvent Debtors' Court. Het bleek, dat hij in de gevangenis aan de kost kwam door petities aan deze rechtbank op te stellen. Grant, 1840, beschreef enkele andere beroepen in de gevangenis: een soort bazaar, een kapper, een kleermaker, een "Sausagemakerto the Queer", 'The Original Shop for Cleaning Knives, Spoons, And Boots" en een verkoper van "penny pies, all hot". Hef valt op, dat noch in The Pickwick Papers, noch in Little Dorrit veel aandacht aan dit aspect van de gevangenis voor schuldenaren wordt gegeven, in Little Dorrit lijkt hef alsof de gevangenen weinig anders te doen hebben, dan verveeld rond-hangen. Toch moesten zij aan geld voor eten en drinken zien te komen en moesten ook de welvarende gevangenen om enigszins aan hun behoeften te voldoen kamers voor zich alleen, kleding, voedsel en diensten kopen. Little Dorrit vermeldt wel, dat Amy van een naaister in de gevangenis leerde naaien, en haar zuster dansles kreeg van een dansleraar, maar die lessen waren gratis. Dat beide leraren hun beroep in de gevangenis tegen geld konden uitoefenen, wordt niet vermeld. Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2003 | | pagina 21