ROMANKUNST ALS LEVENSSCHOOL: TOLSTOI, BALZAC EN DICKENS
Henriëtte Roland
Holst. - Arnhem Van Loghum Slaterus 1950. - Gastmaal der Eeuwen, Taferelen
uit de Cultuurgeschiedenis van Europa 40 p.
Boekbespreking door mr.J.A.Ebbinge Wubben.
Roland Holst typeert deze drie schrijvers zowel ieder afzonderlijk als
vergelijkenderwijs. Ten tijde van Tolstoi was de Russische maatschappij een
aristocratie, waar de tsaar, de kerk en de grondbezittende adel de macht
deelden. In Frankrijk werkten de beginselen van de franse revolutie zich verder
uit. De ontzaggelijke hebzucht van de burgelijke klassen voerde tot een hevige
sociale strijd om bezit en tot een groot aantal misdaden. In Engeland begon het
industriële kapitalisme zijn weergaloze ontwikkeling, waarbij hele groepen der
bevolking te gronde gingen. Dickens verbeelde de neergang van overtollig
geworden groepen. Lijfstraffen waren aan de orde van de dag. Schuldenaren werden
jaren gegijzeld, waaronder Dickens zelf als kind zo geleden heeft, dat de
herinnering daaraan als een zwarte draad door zijn leven liep. Tolstoi neemt het
leven en zijn werk serieus en zwoegt er over. Dickens heeft de Engelse humor,
maar heeft geleden onder zijn vader. Balzac was een klein dik mannetje met een
buikje en rood gezicht, wat schreeuwerig, hij ging herhaaldelijk failliet,
werkte soms zestien uren per dag en had dan weer een drukke sociale omgang.
Deze drie grote schrijvers hebben er toe bijgedragen de roman tot de
toonaangevende kunstvorm in de negentiende eeuw te maken: Tolstoi door
psychologisch, Balzac door romantisch, Dickens door humoristisch realisme.
Dickens heeft typen geschapen met eindeloos herhaalde eigenaardigheden, Tolstoi
en Balzac schiepen echter mensen met unieke eigenschappen.
Bij Dickens vinden wij niets van de grote politieke en sociale worsteling tussen
de bezittende klasse, de adel, de fabrikanten en de hongerige, rechtloze en
opstandige massa's. De wonde plek van de kinderarbeid heeft Dickens
herhaaldelijk aangeraakt, maar de heroïsche strijd van velen ertegen gaat hij
stilzwijgend voorbij. Maar ook Balzac negeert de grote zwoegende, arme massa van
de Franse boeren. Alleen Tolstoi geeft onze een beeld van werkelijke mensen in
een werkelijke samenleving.
Ik wil op Roland Holst beschouwingen niet verder ingaan. Maar heb wel een
commentaar op haar werkje. Heeft zij Dickens werkelijk goed gelezen. Zij geeft
in haar boekje een aantal bronnen op waaruit zij put. Een van de
merkwaardigheden daarbij is, dat zij uitsluitend bij Dickens, en niet bij
Tolstoi en Balzac, zich beroept op, resp. citeert uit andere schrijvers, nl.
achtereenvolgens:
1. The Days of Dickens Arthur Hayward.
2. L'Inimitrable Boz Robert du Pontavice de Heussy. - Paris Maison Quantin
1889.
3. Charles Dickens en de Romantiek Frans Coenen.
4. Literarische Fantasiën en Kritieken, deel Iv, blz.53 e.v. Conrad Busken
Huet.
5. Victorian England, Portrait of an Age G.M.Young.