Winter 2004 no. 51 The Dutch Dickensian Volume XXTV 11 niks mee te maken Hij heeft de beslissende papieren ergens in dat zooitje in z'n bezit maar hij kan er niets mee want hij kan niet lezen. En er is een zekere sinistere overeenkomst met de familie Smallweed, al voortwoekerend maar toch buiten spel gezet, en wonend op een plein met de naam Mount Pleasant,ook dat nog. 0© kunt met de namen heel gezellig bezig zijn). De kamers van Miss Flite in het pand, boven dat vieze rommelwinkeltje, keurig schoon, bijna onbewoond üjkend, alleen die kooien met vogeltjes met namen als symbolen voor het vasthouden aan hoop.Een verdieping lager de smerige kale kamer, symbool voor wanhoop en waar de enige grote liefde van Esther's moeder (en Esther's vader) komt te sterven. Bleak House met z'n vele kamertjes en gangen en trapjes, in verschillende bouwstijlen, gastvrij en pittoresk en ook de vroegere naam Peaks, toevallig 3, net als de 3 jonge mensen die er in het donker aankomend naar een verlicht venster en toekomst hopen te gaan. De steenbakkerhuisjes daar in de buurt, zo armzalig en verdrietig. En zo kan ik nog wel even door gaan, maar waar ik eigelijk naar toe wil is Boythorn's huis. Geen naam. En in die zomer waarin alles tegelijk rijp en eetbaar is en in de volle zomerglorie, een artistieke, dichterlijke vrijheid van Dickens, lijkt Boythorn's huis Het Hof van Eden. Maar die tuinen en Chesney Wold 's parken grenzen aan elkaar en ze krijgen ruzie over het recht van overpad: géén Hof van Eden dus. Alle soorten woningen, allemaal verbonden door de mensen die er in wonen en het ergste voorbeeld van huizen waar niét in gewoond zou moeten worden maar waar toch Jo the crossing-sweeper (een naam met een dubbele betekenis) voor de nacht een onderkomen heeft: Tom all-Alone's. En in dit alles schuilt voor mij ook de titel Bleak: zonder vooruitzicht, goor, grauw, grim, naargeestig, verlaten "exposed" House. Met als kapspant in de constructie van het geheel aan huizen (en ook het spinnenweb zien we hier weer terug): het verschrikkelijke Tom all-Alone's van waaruit Jo de ziekte verspreid die Charley en Ada Clare ongeschonden iaat maar die bij Esther blijvende littekens in het gezicht veroorzaakt. In de Nederlandse vertalingen begint hier het tweede boek en de lezer vraagt zich af hoe Esther zich verder ontwikkelt. Ze is natuurlijk al geestelijk beschadigt met littekens van die vreselijk streng religieuze opvoeding door haar pleegmoeder: "Your mother Esther is your disgrace and you were hers. For yourself unfortunate girl, orphaned and degraded from the first of these anniversaries, pray daily that the sins of others be not visited upon your head according to what is written. Submission, selfdenial, dilligent work, are the preparations for a life begun with such a shadow on it. You are different from other children Esther because you were not born like them in common sinfulness and wrath, you are set apart". Ze valt in al haar eenzaamheid huilend met de pop als troost in slaap. En waarom laat Dickens haar die pop begraven onder de boom voor haar slaapkamer Ik denk niét omdat ze vond dat ze er te groot voor was geworden, maar ze deed dat bewust en met een vastberadenheid om alles wat ze in zichzelf weet, niet meer te concentreren op die pop, haar enige speelkameraadje en klankbord, maar zich volledig in te zetten voor haar omgeving in haar verdere leven. Soms moeten we de indruk krijgen dat ze alles ongeschokt en tot in perfectie uitvoert en met een 'zomers' humeur, maar na Guppy's eerste aanzoek krijgen we toch even een kijkje in haar gevoelsleven, een korte hevige huilbui: 'She felt as I can old chord had been more coarsely touched than it had ever been since the days of the dear old doll, long buried in the garden'. De eenvoud en simpelheid waarmee ze zichzelf in het begin portretteert wordt al snel tegengesproken doordat ze, onmiddellijk waar ze gaat functioneren in het verhaal, snel de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2004 | | pagina 14