Winter 2004 no.51
De armenzorg
Het Parlement
14
The Dutch Dickensian Volume XXIV
we zijn kritiek dan plaatsen? Op extreem
libertaire websites, die vooral in de VS
ruim voorhanden zijn en daar binnen de
neo-conservatieve stroming aan de uiterst
rechterzijde opereren, heeft men voor
mensen als Dickens geen goed woord over.
Hij is veel te sentimenteel. Kritiek op het
kapitalisme tijdens de industriële revolutie
in Engeland wordt gezien als kritiek op het
kapitalisme in de VS nu. Dan is het nog
maar een kleine stap naar on-Amerikaans
gedrag, hetgeen in deze tijd in de VS geen
vrijblijvende term is. Juist deze
ongenuanceerdheid maakt het echter zo
moeilijk om hun argumenten serieus te
nemen. Met genoegen nam ik daarom een
bij uitstek genuanceerd werkje ter hand
dat, ook al is het inmiddels stevig
gedateerd, een poging doet een leesbaar
overzicht te geven van de krachten die aan
het werk waren in het Engeland van de
19de eeuw. Ik heb het dan over deel 8 van
The Pelican History of England uit 1962
geschreven door David Thomson. De eerste
druk hiervan verscheen al in 1950 en dit
standaard werk heeft dus heel wat
aankomende historici tijdens hun studie
begeleid.
We volgen Thomson in zijn beschrijving van
de 19de eeuw en kijken wat hij over
Dickens te melden heeft:
Voor het eerst maakt hij melding van
Dickens in het hoofdstuk over
Constitutional and Political Reforms. In de
periode 1822- 1831 is de vorming van een
lokale politie organisatie voltooid. Met het
bestrijden van criminaliteit en wanorde
worden de lokale autoriteiten aangezet ook
iets te doen aan het probleem van de
armoede. Er was in die periode namelijk
een gewoonte ontstaan om landarbeiders
die een zo laag loon kregen dat ze hiervan
zichzelf niet in leven konden houden, via de
lokale gemeenschap een uitkering te
verschaffen. Hier was behalve de
grondeigenaren, die zo op een koopje het
werk heten uitvoeren, niemand echt
tevreden over. Het werd dus tijd om het
systeem van armenzorg eens kritisch tegen
het licht te houden. De opzet was te komen
tot een nieuwe methodiek van
hulpverlening die, zowel minder zou kosten
als meer voor de 'echte armen' zou
betekenen. De commissie die dit probleem
moest oplossen leverde in 1834 haar
rapport af en de overheid ging voortvarend
aan de slag. Armen werden in diverse
'klassen van echtheid' verdeeld. Bovendien
kregen lokale autoriteiten te maken met
een centraal geleide autoriteit 'The Poor
Law Commissioners', die scherp zou
toezien op de besteding van het
gemeenschapsgeld. Daarnaast kwamen er
regionale werkhuizen, die geacht werden
beter in staat te zijn 'able bodied poor' voor
hun dagelijks brood te laten werken. De
resultaten met dit nieuwe systeem werden
echter niet om over naar huis te schrijven.
De redenen waren divers, maar kwamen er
in het algemeen op neer dat de relaties
tussen het bestuursapparaat ter plaatse en
de centrale overheid nog niet goed op
elkaar waren afgestemd. Zeker in de eerste
helft van de 19de eeuw was er op lokaal
gebied nog zeer veel van het oude
inefficiënte bestuur in tact. Ook was de
centrale overheid nog niet voorzien van
een goed werkend ambtenarenapparaat om
een degelijke controle mogelijk te maken.
In 1847 werd 'The Poor Law Commission'
vervangen door 'The Poor Law Board' die
nu onder een aan het parlement
verantwoordelijke minister kwam te staan.
Misstanden bleven echter te vaak
voorkomen en leidden in 1871 opnieuw tot
herstructurering van 'The Local
Government Board'. Vanaf die tijd zien we
de wijze van administreren en de
mentaliteit van de ambtenaren zodanig
verbeteren dat er van een zorg voor armen
gesproken kan worden.
Wat Dickens in Oliver Twist beschrijft was
dus in feite de
vinger op de zwakke
plek van de
armenzorg leggen.
Mr. Bumble was de
verpersoonlijking
van wat er fout was
aan het systeem van
armenzorg:
Ambtenaren hadden
de verkeerde
mentaliteit en waren
onvoldoende
toegerust om het
nieuwe systeem van zorg tot een succes te
maken.
In de eerste jaren na het verslaan van
Napoleon zat in Europa de schrik van het