DICKENS EN DELFT
Winter 2004 no.51
In de gure decembermaand als in
Nederland vreemdelingen zich over
de daken verplaatsen is de
gedachte aan de zomerse buitendag
van onze branch één van de weinige
zaken, naast natuurlijk de
bijeenkomst in Trou Moet Blijcken,
die ons in Dordrecht op de been
houdt.
Bij de gratie
van de Fundatie
26
The Dutch Dickensian Volume XXIV
Het aantal leden dat zich voor een
buitendag aanmeldt mag dan niet zo groot
zijn, de kwaliteit mag er wezen. Zo hebben
we het afgelopen jaar op de door Liesbeth
van Aalst georganiseerde dag in Delft
definitief vastgesteld dat weliswaar de
relatie Dickens - Delft het nog zonder enig
feitelijk bewijs moet stellen; ook dat de
aanwezigen in de Delftse eetgelegenheid
'"Dirty Nelly" unaniem tot de conclusie
kwamen dat dit nog niet betekent dat er
bewijzen zijn voor het
ontbreken van zulk een
band. De kwestie blijft dus
nog open voor nader
onderzoek. Een van de
nog 'jonge leden', nog niet
gewend aan dit soort
krachtige conclusies van
onze branch, kon zijn
emoties niet meer de
baas. Spontaan sprong hij
tijdens het diner op om
een door hemzelf
gecomponeerd gedicht
over Dickens en Delft te
declameren. Zelfs geharde
Dickensians, als de leden
van het oude bestuur toch
zijn, kregen het toen
zichtbaar even moeilijk.
En dat allemaal terwijl
ruim 12 miljoen
Nederlanders bezig waren
naar een voetbalwedstrijd
te kijken die zij vervolgens
achteraf allemaal als niet bijzonder goed
kwalificeerden.
Na tijdens de rond wandeling vastgesteld
te hebben dat de familie van Oranje in Delft
op allerlei manieren aanwezig is in de stad
volgde het hoogtepunt van de rondleiding
met het bezoek aan het museum van de
schilder-verzamelaar Paul Tetar van Elven.
Voor ons Dordtenaren was het een
troostrijke gedachte dat deze, vooral om
zijn kopieën van schilderijen van beroemde
kunstenaars bekend staande Delftenaar
zich ook aan het naschilderen van werken
van de bij Dickensians bekende Dordtse
meester Arie Scheffer had gezet. Zo ver
van huis en haard, in een voor Dordtse
staatsgezinden toch enigszins vijandige
omgeving, (voor we vertrekken hebben we
nog een krans gelegd bij het standbeeld
van de beroemde Dordtenaren Johan en
Cornelis de Witt) was dit een troostrijke
gedachte.
In het museum werden wij ook nog verblijd
met een welhaast Dickensiaanse
tentoonstelling over het goede werk van de
Delftse Fundatie van Renswoude. Het
betrof hier een 18de eeuwse stichting met
als doel geld ter beschikking te stellen aan
weeshuizen om:
"eenige van de
verstandigste,
schranderste en
bequaamste jongens in
derzelve huijzen af te
zonderen en aan te zetten
hetzij in de mathesis,
teekenen of Schlderkonst,
Beeldhouwen of
Beeldsnijden, Oefeningen
in zware dijkagien tot
behoudinge van ons
landt tegen zware
overstromingen van 't
water, of dergelijke Libere
Consten, etc, etc.
En alsof dat nog
niet genoeg was
vergrootte het
luidruchtig optreden
van rappers op een
podium in het
centrum van Delft
onze waardering
voor de artistieke
prestaties van de Oude Delftenaren in niet
geringe mate.
Al met al dus een prima dag om in de
donkere decembermaand nog eens aan
terug te denken.
250 jaar Dêlftêe Fundatie van Renswoude