BESTE
DICKENSIANS,
Winter 2004 no.51
Doen wij het wel goed?
2
The Dutch Dickensian Volume XXIV
Die vraag kwam bij mij op toen ik in een
stukje over literaire genoot-schappen de
volgende passage las:
"De neiging, bij een aantal genoot
schappen te bespeuren, om een
onschuldige liefhebberij enige intellectuele
zwaarte te geven, nam groteske vormen
aan bij de lezing van J.P.M. Passage van de
Havahk-stichting Mateor (200 donateurs).
Passage sprak over de 'literatuur-theorie'
van Havank, schrijver van dertig met
gymnasiumhumor doorspekte
detectiveboeken, en gebruikte daarbij
veelvuldig woorden als 'transpositie' en
'micro-tekstuele operaties'.
Hier word je wel even stil van. Hoe komt
de Mateor-stichting aan zoveel donateurs?
Waarom doneren deze donateurs - ik ga er
even van uit dat ze echt bestaan - hun
middelen niet aan een vereniging die zich
richt op een echte Schrijver? Wellicht
weten zij niet beter en zouden wij er goed
aan doen om eenzelfde methode toe te
passen die tegenwoordig vaak wordt
gebruikt door telefoon- en
energiebedrijven, namelijk om klanten van
concurrenten op te bellen en hen te
bewegen om gebruik te maken van een
aantrekkelijk aanbod en hun contract met
hun bestaande leverancier op te zeggen.
In deze concurrentiestrijd moeten wij
natuurlijk wel ons mannetje staan, en wat
dat punt betreft begon ik mij af te vragen
of wij niet teveel op onze lauweren hebben
gerust. Immers, we zijn al zo lang gewend
dat wij de club van de Grote Schrijver zijn
dat we wellicht niet voldoende aan
marketing hebben gedaan, ongeveer zoals
Philips altijd van die knappe apparaten
maakt maar onvoldoende verkocht krijgt.
Woorden als 'transpositie' of 'micro-
tekstuele operaties' verneem je weinig
- welhcht te weinig -
in onze kring, en rf'-''
dat terwijl ons fffl |fj j j
oeuvre natuurlijk
bol staat van dat
soort dingen.
Dickens keek niet
op een transpositie, om nog maar te
zwijgen van tekstuele operaties, micro en
macro.
Persoonlijk ben ik altijd zeer getroffen door
zijn repeterende anastrofes, waarbij je
natuurlijk in de eerste plaats denkt aan de
Pickwick Papers. Als het gaat om
synecdoches of klank-parallelismen kan
Dickens zich met de beste meten. Maar
wat Dickens nu nog zo modern maakt is
dat hij als schrijver zo helemaal niet
deconstructivistisch is. Hij gebruikt wel
veel "flat characters', dit wordt vaak
opgemerkt, maar vaak wordt daarbij
verzuimd om erbij te vermelden dat dat
gepaard gaat met een mimetische
handeling, en in het kader van een
personale vertelsituatie. Het gebruik van
de dystopische hyperbool geeft zijn werk
soms iets sombers maar tilt het tegelijk
veruit boven het alledaagse.
Nu zwijg ik maar even over
intertekstualiteit, of over ruimte-werking
door contrast, ik denk dat mijn bedoeling
duidelijk is. Als wij op deze wijze een
hogere graad van sophistication kunnen
bereiken, dan kunnen donateurs geworven
worden. Nu is de moderne donateur niet
gauw tevreden, het regelmatig ontvangen
van een "vriendenbrief', die - üggend op de
salontafel - indruk maakt op het bezoek, is
wel het minste dat hij verwacht.
U begrijpt dat wij de Dutch Dickensian
graag leesbaar en voor onszelf willen
houden, vandaar mijn oproep aan u om uw
krachten te beproeven op een
"Vriendenbrief aan Donateurs". De beste
inzending kunt u dan hier lezen.
Met Dickensiaanse groet,
Paul Ferdinandusse