Najaar 2005 no. 54
Volgens Lucas 7, 32-50 worden de voeten van
Jezus gewassen door een zondige vrouw die haar
tranen over zijn voeten geplengd had. Zondig is in
de bijbelvertaling van 1960 een eufemisme voor
een vrouw met losse seksuele relaties. Magdalena
was in de 19de eeuw het eufemisme voor een
gevallen vrouw cq een prostitué. Dat dit plaatje in
de kamer van Martha hangt maakt haar professie
duidelijk. Tegelijk drukt Dickens hier ook z'n
mededogen mee uit zoals ook geformuleerd in
Lucas 7, 32-50, met dit harde 19de eeuwse
fenomeen. Om Knight 5j maar weer eens te
citeren in Londen bestonden er in 1842 een dikke
3000 huizen die als bordeel, huis voor prostituees
of soortgelijk bij de politie bekend waren. Het
fenomeen prostituee was dus nauwelijks niet te
zien. In de huizen werkte officieel zo'n 4 vrouwen.
De politie had in het jaar 1842 meer dan 5700
vrouwen opgepakt vanwege prostitutie. Hoe de
complete werkelijkheid er uit gezien moet hebben
laat zich makkelijk raden.
In een aangrijpende scène, met donkere plaat "the
River" DC chapter XLVII biz 482, wordt de lezer
getoond hoe Martha zich van haar leven wil
benemen door zich in het grote
Londensche riool: de Thames te werpen.
Ze wordt daarvan weerhouden door
Peggoty en David. Martha en Little Em'ly
leren elkaar kennen in Yarmouth, tot
ongenoegen van de familie van Little Em'ly.
Later, als Little Em'ly Steerforth verlaten
heeft, komt Little Em'ly al zwervend in
Londen terecht, waar ze in het huis van
Martha intrekt. Na een felle
woordenwisseling tussen haar en Rose
Darttle, een ander slachtoffer van de
geestelijke en lichamelijke wreedheid van
Steerforth, wordt ze door haar familie
gered.
Dickens geeft ook Little Em'ly een harde
veroordeling mee, niet meer in de Engelse
samenleving maar in Australië moet ze
haar geluk maar gaan zoeken. Net als
overigens de knecht van Steerforth,
Littimer, die zijn van anderhalfjaar
eenzame detentie ook naar Australië moet, zij het
gedwongen.
Instituties
Er komen nogal wat instituties voor in DC. De
eerste waar de lezer mee geconfronteerd wordt is
de "Deed"waar mr. Micawber op zit te wachten.
Als die eenmaal daar is verdwijnt mr. Micawber,
volgens Forster een bewuste personificatie van de
vader van Dickens, naar de Marshalsea Debtors
Prison. Een plaats waar de gefailleerden het
opheffen schuldsanering zouden we nu
zeggen) van hun failliet konden en moesten
afwachten. De Marshalsea was gevestigd in de
King's Bench, een klein stukje London, Southwark,
waar de gefailleerden enigszins vrije beweging
hadden met een avondklok. Mits ze de grenzen
ervan volstrekt niet overschreden en door binnen
te blijven het risico vermeden om door hun
schuldeisers geattaqueerd te worden, hadden ze
het redelijk rustig. Vrouwen en kinderen mochten
er ook verblijven maar dan wel in het zelfde
kwartier als de insolvabele. Voor de stemmingen
van mr. Micawber heeft de Duitse taal de
uitdrukking: Himmelhoch Jaugzend und zum Tode
betrübt, uitgevonden, een zegswijze volledig van
toepassing op mr. Micawber. Mrs. Micawber,
regelmatig haar tweeling dan wel een andere neo
natus aan haar borst(en) prangend is volledig van
hetzelfde sop overgoten, vol optimisme wacht ze
op betere tijden, dan nu maar even het een en
ander naar de lommerd gebracht, er zal echt wel
wat opdagen dat tegemoet komt aan de geweldige
capaciteiten van haar innig geliefde man mr.
Micawber.
Zijn ervaringskennis van zaken omtrent wettelijke
procedures komt hem goed van pas in z'n tweede
vaderland: Australië, waar hij vrederechter wordt.
Doctors' Commons
Afbeelding 3: Docters' Commons
Na zijn schooltijd bij het instituut van doctor
Strong zorgt de oudtante van David er voor dat hij
wordt opgenomen als volunteer bij een van de
Proctors van de Doctors' Commons, te weten mr
Spenlow op wiens dochter David zo smoorverliefd
werd. Doctors' Commons, zie Knight 5) zo
genoemd omdat het een gemeenschappelijke
meent had voor de aldaar in de middeleeuwen
gehuisveste doctors, was een reeds lang door de
tijd achterhaald instituut.
In oorsprong opgericht door Willem de Veroveraar
voor civiel rechtelijke procedures als een
tegenhanger van het canonieke recht, wordt het in
1 0
The Dutch Dickensian Volume XXV