Najaar 2005 no. 54 latere eeuwen een hof waar zaken die zowel met civiel als canoniek recht te doen hadden, behandeld werden. Het hield zich bezig met testamenten, huwelijk vergunningen de kerk had immers lang het laatste woord bij huwelijken, scheidingen etc) en admiraliteitszaken. Alle testamenten werden daar bewaard en op hun validiteit doorproefd. Het testament van Shakespeare bevond zich daar ook. In oorsprong ook een instituut dat voortkwam uit het Romeinse diocesane bestuur structuur. Een testament dat zich uitsprak over eigendommen en waaiden die zich binnen de grenzen van één diocees bevonden, kon binnen dat diocees afgehandeld worden. Bij iedere grensoverschrijdende bezitting of waarde moest het testament door de Westminster Abby afgewikkeld worden. Trouwvergunningen met enig bijzonder karakter werden door de Doctors' Commons afgegeven in naam van de aartsbisschop van Canterbury die de legale afhandeling ervan aan de Westminster Abby had overgedragen. Ook admiraliteitszaken, met name prijsgelden van in oorlog buitgemaakte vijandelijke schepen werden door de Doctors' Commons afgehandeld. Door derden mocht wel alles ingezien worden maar niet overgeschreven worden. De Proctors en hun klerken waren alleen daartoe gemachtigd. Zij ook hadden het alleenrecht om in de verschillende hoven van de Doctors' Commons te procederen. Een lucratief recht dus, vandaar datje alleen via inkoop tot voluntair Proctor kon worden. Bij dit instituut gaat de jongeman David aan de slag bij mr. Spenlow, een van de Proctors. Pentonville Een hypocrieter stelletje schurken ,de gedetineerden nummer 27 en 28, zoals beschreven in hoofdstuk LXI kun je nauwelijks ontmoeten. De schurken, Littimer en Heep zitten in de model gevangenis onder leiding van de Middlesex magistraat mr. Creakle, de tot gevangenisdirecteur benoemde hoofd van de kostschool waar David door mr. Murdstone naar toe was gestuurd toen z'n moeder nog leefde. De schurken brengen daar anderhalfjaar in eenzame opsluiting door in afwachting tot hun opzending naar de strafkoloniën in Australië. Uit het verdere verloop van hoofdstuk LXI blijkt dat het om een modelgevangenis gaat. In z'n werkaantekeningen voor dit hoofdstuk zie Stone (7), schrijft hij "seperate system". Daar er op dat moment maar een zo'n instituut in Middlesex operatief was, gaat het kennelijk om de Pentonville Model Prison. In de periode dat DC maandelijks uitkwam heeft hij in Household Words, 27 april 1850, een artikel geschreven met als titel "Pet Prisoners" 8). Hierin verwerkt Dickens een aantal feiten met betrekking tot de huisvesting voeding van gedetineerden in de Pentonville Model Prison. Hij komt daarbij tot de conclusie dat in een groot aantal opzichten groepen mensen in de vrije samenleving, bijvoorbeeld zij die gedwongen waren in de Workhouses hun toevlucht te zoeken er minder goed af waren dan zij die in de bajes zaten. Dickens schrijft "nothing in the world to be legitimately taken into account but the supreme comfort of the prisoners, at any expense.. De Beef Cocao, waar respectievelijk Heep en Littimer over klagen zijn een echo van Dickens' stellingen zoals verwoord in "Pet Prisoners". Hamvraag Nee niet de vraag van Ham), in het bovenstaande zijn een aantal ingrediënten genoemd die verwerkt zijn in DC. Wat nu maakt DC tot een van de grootste romans ooit geschreven? Ik laat mij weer leiden door Forster. Hij stelt dat qua compositie, gelijkmatigheid van beschrijving, de visie vanuit de "ik" persoon, de terughoudendheid waarmee karikaturale personen zijn opgevoerd DC op alle onderdelen het meest hoge gemiddelde haalt. Er zal nooit "thee" naar genoemd worden en de tijd dat we de David Copperfield Polka dansten ligt lang, helaas, achter ons. Maar het jongetje, alter ego van de jonge Charles Dickens, dat om een "glass of the best" vraagt is zo schitterend dat het altijd bij je blijft. Het aandoenlijke jongetje, met witte hoedje van de jonge Dickens, dat een smakkerd van de waardin krijgt, schitterend verbeeld door H.K.Browne in "A Magnificent Order at the Public House" chapter XI blz 117. En dan de prachtige machinaties en peroraties van mr. Micawber, hebben we dat niet allemaal een The Dutch Dickensian Volume XXV 1 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2005 | | pagina 12