Najaar 2005 no. 54
beschermheren, door sommigen als kruiperigheid
geduid, bracht hem in de hoogste kringen. Zijn
niet aflatend gevlei van hoogstaanden en de druk
op zijn gezin tot constante religieuze plichten,
wekten bij zijn zoon hevige rebellie op; hij zou zijn
hele leven, zo niet een atheïst, dan toch een
vrijdenker blijven en weigeren, zich in het
dwangbuis van een monogaam huwelijk te laten
sluiten.
Zijn leven was een vreemde mengeling van
losbandigheid en ongelofelijk hard werk; het
eerste een doorn in het oog van zijn respectabele
medeburgers, het tweede een belangrijk onderdeel
van de Victoriaanse mentaliteit. Een ware
Bourgondiër, ging hij zich te buiten aan Wein,
Weib und Gesang, vaak in gezelschap van
vrienden, waaronder Dickens.
Tijdens deze uitstapjes bezochten zij waarschijnlijk
bordelen. In ieder geval gedroegen zij zich als 'Don
Giovanni', zoals Dickens het uitdrukte. Ook in
Londen waren er dagen van 'amiable dissipation
and unbounded license'.
Collins verliet het ouderlijk huis op tweeëndertig
jarige leeftijd en zette een huishouding op met
Caroline Graves, een jonge vrouw van begin
twintig, met een dochter en zeer waarschijnlijk
ergens een echtgenoot. Hoewel hij sterk aan haar
gehecht was, weigerde hij te trouwen en
accepteerde jaren later haar huwelijk met een
loodgieter; hij was zelfs gast op hun bruiloft.
Toen de verbintenis na twee jaar werd verbroken,
nam hij zijn relatie met Caroline weer op, ondanks
het feit dat inmiddels een tweede minnares door
hem werd onderhouden, Martha Rudd, die hem
drie kinderen zou baren.
Na zijn dertigste begon zijn gezondheid achteruit
te gaan. Niet bekend is, of dit te maken had met
problemen bij zijn geboorte; zijn linkerslaap was
ingedeukt en de rechter vertoonde een zwelling.
Zijn gestalte was klein en tenger, met zeer kleine
handen en voeten en een groot hoofd.
Hij leed hevige reumatische pijnen aan ogen en
benen, waarvoor hij verlossing vond in steeds
grotere doses laudanum.
In 1851 ontmoetten Collins en Dickens elkaar en
er vormde zich snel een hechte vriendschap;
beiden hielden hartstochtelijk van theater,
bewonderden eikaars werk en waren extraverte
levensgenieters, hoewel bij dit laatste aangetekend
dient te worden, dat Dickens zich meer gelegen
liet liggen aan de preutse zeden van het publiek
voor wie hij schreef; reeds in het prille stadium
van de relatie kan hij niet nalaten, W.H. Wills,
mede eigenaar van 'All the Year Round', te
waarschuwen: 'not to leave anything in a Collins
article, that may be sweeping and unnecessarily
offensive to the middle class.'
Desalniettemin had de ervaring van Dickens als
-inmiddels wereldberoemd schrijver en uitgever
een positieve invloed op het werk van Collins.
Halverwege de jaren vijftig, een periode van innige
vriendschap en samenwerking, zagen vele
artikelen van beide schrijvers het licht, zoals 'the
Lazy Tour of Two Idle Apprentices', het verslag van
een wandeltocht samen, dat later in boekvorm zou
verschijnen.
Toen Dickens afstand nam van Household Words
en besloot tot de oprichting van een nieuw
magazine, All the Year Round, stelde hij voor, het
avontuur te beginnen met een nieuwe roman van
hemzelf ('a Tale of Two Cities'), gevolgd door de
roman van Collins, die zijn meesterwerk zou
worden: 'the Woman in White'.
Het boek, dat wel de eerste detective in de Engelse
taal genoemd wordt genoemd, heeft een aantal
aspecten van de sensatieroman; de
onwaarschijnlijk slechte man en de lelieblanke,
maagdelijke vrouw, maar door de meesterlijke
karakterbeschrijving en de heldere ontwikkeling
van de intrige, is het veel meer dan dat.
In het bijzonder de figuur van Marian Halcombe,
de verpersoonlijking van vrouwenemancipatie,
lijkt thuis te horen in een veel latere tijd. (Wij
vergeven Collins, dat zij een 'mannelijke mond'
heeft, grote handen en een bruinige huid; tenslotte
was hij een negentiende eeuwer en als zodanig
waren schoonheid en vrouwelijkheid moeilijk te
paren met intellect.)
Op 29 november 1859 verscheen de eerste
aflevering van 'the Woman in White' in All the Year
Round en het Amerikaanse Harper's Magazine. Na
een succesvolle start met 'a Tale of Two Cities', liep
de verkoop verder op en daalde scherp na het slot.
Het boek werd een rage; parfums, walsen en
quadrilles werden er naar vernoemd, Gladstone
zegde er een theaterbezoek voor af en Prince
Albert zond een exemplaar naar een vriend.
Het succes van 'the Woman in White' bracht
Collins roem, die hem volgens sommigen tot een
serieuze rivaal van Dickens maakte.
Maar roem is niet hetzelfde als de achting van
critici; de introductie van vermiste juwelen,
ontvoerde jonge vrouwen, een doofstomme heldin
of blinde held, dit alles werd als grotesk aangeduid
als niet de ondertoon er één van 'moral
improvement' was.
Collins was zeer ontdaan over de harde kritieken,
die zijn werk veroordeelden als slechts
sensatielectuur; toen 'the Moonstone' uitgegeven
werd in '68, merkte de Pall Mall Gazette op dat...'
a conjurer at a country fair has as much right to
prate about his art.'
The Dutch Dickensian Volume XXV
1 5