Lente 2006 no. 56 BESTE DICKENSIANS, door Paul Ferdinandusse Omdat ik net wat van Heinrich Heine had gelezen, vroeg ik mij af wat er te zeggen zou zijn over Dickens en Heine. Zij hebben elkaar niet ontmoet, althans niet bewust; het had wel gekund want Heine bezocht Londen in 1827. Het beviel hem niet goed en bracht hem tot de verzuchting:. De enorme drukte die hij daar in de straten ziet, doet hem een vergelijking treffen met de terugtocht van het Franse leger over de Beresina na de nederlaag in Rusland: In een recensie schrijft Hans Hoenjet over Heine's Reisebilder: U ziet, de "link" Dickens-Heine komt er wel. In 2004 werd door Florian Schweizer, die werkzaam was bij het Dickens Museum in Londen, in Duitsland een tentoonstelling ingericht over Dickens, en daarbij zag een publicatie het licht getiteld "Charles Dickens: geheimnisvolle Weiten", uitgegeven door het "Heinrich Heine Institut", te Düsseldorf. Zouden aan "gene zijde" Dickens en Heine elkaar wel hebben ontmoet? Wij weten dat niet. Het is mogelijk dat Heine uiteindelijk toch nog in de hemel kwam, op het eind van zijn leven werd hij gelovig (maar zoals hij zich haastte uit te leggen: niet kerks). Hij relativeerde de hemel door zijn verhaal over de Groenlanders, die Deense missionarissen op bezoek kregen. Toen de Groenlanders vroegen of er in de hemel ook zeehonden zijn, en de missionarissen zeiden van niet, antwoordden de Groenlanders dat het dan voor hen geen zin had om Christen te worden, want Groenlanders kunnen niet bestaan zonder zeehonden. Hans Andersen ontmoette zowel Dickens als Heine, en Francois Haverschmidt las beiden. Het eerste kunnen wij niet, althans niet aan deze zijde, maar het tweede gelukkig wel. 5 The Dutch Dickensian Voli "Aber schickt keinen Poeten nach London! Dieser bare Ernst aller Dinge, diese kolossale Einfórmigkeit, diese maschinenhafte Bewegung, diese Verdrieflichkeit der Freude selbst, dieses übertriebene London erdrückt die Phantasie undzerreifit das Herz." "Als ich wieder auf die tosende Strafe blickte, wo ein buntscheckiger Knaul von Mannern, Weibern, Kindern, Pferden, Postkutschen, darunter auch ein Leichenzug, sich brausend, schreiend, achzend und knarrend dahinwalzte: da schien es mir, als sei ganz London so eine Beresinabrücke, wojeder in wahnsinniger Angst, um sein bifichen Leben zu fristen, sich durchdrngen will, wo der kecke Reuter den armen Fujiganger niederstampft, wo derjenige, der zu Boden fallt, auf immer verloren ist, wo die besten Kameraden fühllos einer über die Leiche des andern dahineilen, und Tausende, die, sterbensmatt und blutend, sich vergebens an den Planken der Brücke festklammern wollten, in die kalte Eisgrube des Todes hinabstürzen. "Het aangrijpendst zijn de Engelse fragmenten, waarin Heine op een journalistieke, reportage-achtige manier verslag doet van zijn bezoek aan Engeland. Als een ironische Dickens schildert hij de ellende van Londen ten tijde van de Industriële Revolutie en laat hij de armoede van de paupers in de slums contrasteren met de rijkdom van de bourgeoisie en adel.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2006 | | pagina 5