Vooijaar 2008 no.63 VAN DE VOORZITTER, Our Mutual Friend Waarde Dickensians, Het voorjaar is wellicht niet in ieders ogen een Dickensiaans jaargetijde bij uitstek, alhoewel wat mij betreft een punt van discussie, hij kon een voorjaar zoals wij dat kennen wel erg mooi beschrijven. Veel auteurs erkennen ruiterlijk bewonderaars van Charles Dickens te zijn. Weinig auteurs weten hoezeer Dickens heeft gestreden voor zijn auteursrechten. Eigenlijk zou iedere auteur, zo geen bewonderaar, dan toch hem op zijn minst dankbaar moeten zijn. Dat Jan Kabel over dat onderwerp schrijft is mooi. Ook tegenwoordig zijn auteursrechten nog niet geheel vanzelfsprekend. Simon Carmiggelt beweerde ooit dat zijn boeken in de Sovjet-Unie goed verkocht werden, maar dat hij daar nooit een cent van zag. Vandaag de dag worden de vertaalrechten van vele Nederlandse en Vlaamse boeken verkocht aan China, maar van de afgesproken royalties (een percentage dat de auteur krijgt van de opbrengsten van een boek) heeft men weinig verwachtingen, het bedrag dat vooraf wordt betaald geldt min of meer als 'de opbrengst'. Charles Dickens zou vermoedelijk, had hij nu geleefd, niet te beroerd zijn om tijdens een lezing in Sjanghai dat onderwerp uitgebreid aan de orde te stellen. Zijn relatie met zijn eigen uitgevers is niet altijd even eenvoudig geweest getuige deze hartenkreet aan Forster over een van zijn eerste uitgevers Richard Bentley: 'The immense profits Oliver has realised to its Dat een auteur niet geheel tevreden is over zijn uitgever en het gevoel heeft dat hij van het succes van zijn boeken minder profiteert dan diezelfde uitgever is niet ongebruikelijk, maar zoals vaak verwoorde Dickens het mooier, zij het pathetischer. En dat voor iemand die nog in de lente van zijn carrière stond. Tenslotte wil ook ik hier toch een tweetal leden gedenken die ons de laatste maanden zijn ontvallen: Stella Klok and Andra Peereboom. Stella zag ik op ongeregelde momenten, veelal tijdens kerstdiners. Ze was een vrouw wier kennis van de Engelse letter kunde zich ver voorbij Dickens strekte. Andra Peereboom - Houston leerde ik in de leeskring Amsterdam II kennen, die overigens in het Gooi wordt gehouden. Ze was het orakel als het aankwam op de lastige uitspraak van de Engelse taal en iemand wiens springleven de geest gesprekken soms tot wonderlijke maar niet minder interessante richtingen deed vloeien. Ik zal Stella en Andra missen tijdens de bij eenkomsten. Martijn David President publisher and is still realising: the paltry, wretched, mis erable sum it brought to me... the conscious ness that I have still the slavery and the drudgery of another work, on the same journeyman terms; - that I am struggling in old toils and wasting my energies in the very height and freshness of my fame, and the best part of my life, to fill the pockets of others, while for those nearest and dearest to me I can realise but little more than a genteel subsidence... I do most solemn ly declare that morally before God and man I hold myself released.... This net that has been wound about me, so chafes me, so exasperates and irritates my mind, that to break it at whatever cost is my constant impulse.' 5 The Dutch Dickensian Volume XXVIII It was not summer yet, but spring; and it was not gentle spring ethereally mild, as in Thomson's Seasons, but nipping spring with an easterly wind, as in Johnson's, Jackson's, Dickson's, Smith's, and Jones's Seasons. The grating wind sawed rather than blew; and as it sawed, the sawdust whirled about the sawpit. Every street was a sawpit, and there were no top-sawyers; every passenger was an under-sawyer, with the sawdust blinding him and choking him.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2008 | | pagina 5