Voorjaar 2008 no.63
The Dutch Dickensian Volume XXVIH
6
KORT VERSLAG VAN DE 2141)1 VERGADERING VAN
THE DICKENS FELLOWSHIP HAARLEM BRANCH,
door Pieter de Groot
In een verwachtingsvol Trou Moet Blij eken
verzamelden zich 46 leden. De president spreekt
van een overweldigende opkomst. Hij heet de
spreekster van vandaag, Mrs. Lee Ault welkom.
Dan geeft hij het woord aan zijn medebestuurs
leden want die zitten natuurlijk niet voor niets
achter het groene tafeltje.
De secretaris steekt met onzekere hand de
menukaart omhoog. Door de ziekte van
mevrouw Andriessen heeft hij die ditmaal zelf
gemaakt. Geen ouderwets handwerk dus maar
computer manipulaties. De leden knikken
beleefd want men is wel opgevoed.
Ook wijst hij op een toneelvoorstelling over
David Copperfield in een theater in Den Bosch
en dat het bijwonen hiervan geheel op eigen risi
co is.
De penningmeester constateert dat er leden zijn
die de bijeenkomsten bijwonen maar geen con
tributie betalen en dat er leden zijn die betalen
maar geen bijeenkomsten bijwonen. Het is ook
nooit goed. Op een suggestie dat het één tegen
het ander wegvalt wil hij niet ingaan.
De editor heeft weer een nieuw nummer van The
Dutch Dickensian bij zich en meldt tevens dat
hij de index van de eerste 60 nummers bijna af
heeft. Ooit verscheen er een index van de eerste
25 nummer (door de heer Van Steynen) maar de
persen waarop The Dutch Dickensian worden
gedrukt staan niet stil.
Dan geeft de president het woord aan Mrs. Lee
Ault die ons onmiddellijk laat weten dat zij ons
"a horrific story" gaat vertellen; over
overwerkt heid en onderbetaaldheid.
Mrs. Ault heeft van thuis een aantal kledingstuk
ken uit de Victoriaanse tijd meegenomen die zij
ons tussen de lezing door laat zien.
De dames uit de hogere standen droegen hun
jurken maximaal twee keer. Een maal in de stad
en een maal buiten. Meerdere keren was "not
done" want daarmee wekte je de indruk dat jouw
echtgenoot financiële problemen had of zich in
ieder geval "on a slippery slope" bevond.
Op een groot bal ging een dame niet als andere
dames gekleed; vooral na 1830 werd het verschil
in kleding van groot belang. Om er zeker van te
zijn dat men niet dezelfde jurk zou dragen dan
een ander werden de opdrachten vaak op het
allerlaatste moment gege
ven. Acht uur later moest
de jurk klaar zijn. De naai
sters werkten veelal in zeer
slechte arbeidsomstandig
heden. In kamers of kelders die vochtig waren
terwijl het ongedierte er welig tierde. Slecht
geventileerd waardoor ze gemiddeld minder
zuurstof hadden dan de gevangenen in
Pentonville. Door het gebrek aan hygiëne en
door het feit dat het maken van de kledingstuk
ken deels werd uitbesteed en bacteriën zich via
de stoffen konden verspreiden, kregen veel naai
sters aandoeningen. Door het slechte licht waren
sommigen op 20 jarige leeftijd al bijna blind.
Velen zochten hun geluk (en een huwelijk)
elders, bijvoorbeeld in landen als Australië. Het
uitvaren van hen werd wel spottend omschreven
als "the fishing fleet" en, als men ongetrouwd
terugkwam, als: the empty fishing fleet".
In 1861 brengt ene Singer zijn naaimachine op
de markt. Singer was een wat rare man die,
zover hij wist, wel 20 kinderen had en zich door
gaans verplaatste in een kanariegeel rijtuig.
Mrs. Lee vertelt ons over de "shirtmaking trade"
waar de thuiswerksters vaak oneerlijke concur
rentie hadden van de workhouses en gevange
nissen. De betalingen waren doorgaans slecht.
Zo kreeg je voor het maken van 144 kunstbloe
men slechts 7 pence.
In 1863 verschijnt er een brief van "een naaister"
in The Times over de werkomstandigheden met
werktijden soms van 06.00 tot 23.00 uur.
Vermoedelijk is deze brief geschreven door
Thomas Hood die zich het lot van de naaisters
aantrok. Later verschijnt er nog een brief in de
krant en deze is dan wel ondertekend door
Hood.
Tot slot vertelt Mrs. Lee ons nog iets over de
"Slopshops for ready made clothing".
Waarna er vragen en opmerkingen zijn:
Mevrouw Bouwens vraagt over het beroep van
Jenny Wren (Our Mutual Friend) die poppen-
kleding maakte. Mrs. Lee gaat hier op in en ook
op het verschil tussen de dames (who wore their
dresses only twice) en de heren (who wore their
clothes till they fell to pieces).
Waarna wij aan tafel gaan.