Zomer 2009 no. 67 The Dutch Dickensian Volume XXIX 46 af. Bij deel XV van The Pickwick Papers ver scheen een korte verklaring over de vertraagde publicatie (ik heb eerder al gewezen op de dood van Dickens schoonzus), maar ook een bericht aan correspondenten: Wij ontvangen iedere maand een enorm aan tal brieven die zogenaamd suggesties bevat ten voor The Pickwick Papers. Ongetwijfeld komen die voort uit de beste bedoelingen; maar aangezien wij volstrekt niet bij machte zij om iets te doen met deze ideeën, en we echt geen tijd hebben om anonieme brieven te lezen, hopen we dat schrijvers zich in de toekomst onnodige moeite zullen besparen Toch ziet Dickens zich af en toe genoodzaakt in te gaan op reacties. In David Copperfield brengt Dickens de dwerg Miss Mowcher en tonele. Zij wordt vrij negatief afgeschilderd, en Dickens steekt beslist de draak met haar uiterlijk en manieren. Om de sofa schommelde een ronde dwerg, van zo'n veertig of vijfenveertig jaar, met een groot hoofd en gezicht, een paar schalkse blauwe ogen en zulke korte armen dat ze, om haar vinger speels tegen haar mopsneus te leggen terwijl ze Steerforth bekeek, ze de vinger halverwege tegemoet moest komen en haar neus tegen die vinger moest vleien. Haar kin, van het type met een stevige onderkin, was zo dik dat hij de koorden van haar hoedje helemaal opslokte, met strik en al. Ze had geen hals; ze had geen middel; ze had geen benen, tenminste niet noemens waardig; want, hoewel ze normale propor ties had tot waar haar middel zou zijn geweest als ze er een had gehad, en hoewel ze eindigde, zoals mensen meestal doen, in een paar voeten, was ze zo kort dat ze een gewone stoel als tafel gebruikte, en de tas die ze droeg op de zitting zette.23 En dan ontvangt Dickens een brief van ene Mrs Jane Seymour, die zegt dat ze zichzelf in het portret herkende, en zich beledigd voelde. Dickens schreef haar een excuusbrief: "Ik heb toegegeven aan enkele herinneringen aan uw algemene manier van doen, maar ik verzeker u dat het meeste van het personage niets met u van doen heeft". Door dat excuus kwam hij er mooi van af en werd hij niet vervolgd wegens smaad. Hij beloofde beterschap. "Ik heb liever niet dat u nog meer lijdt onder de slapeloze nachten waarover u schrijft, of nog een dag met tranen in uw ogen naar uw werk gaat. Ik heb dan ook het hele personage veranderd, en hoop daarmee iedere slechte interpretatie eruit verwijderd te hebben."24 Laten we even verder kijken naar wat de critici zeggen over Dickens boeken: Dombey and Son kon wat beter boeien, zeker bij de recensenten. Charles Kent schrijft in 1848 dat de lezer die zich gedurende de afgelopen maanden heeft laten boeien door de avonturen van Captain Cuttle, Major Bagstock, Toodle en zijn gezin, Towlinson, Morfin, Mrs Pipchin, de Blimbers, Carker, Perch, de Dombeys etc, uitkijkt naar de groene omslag van een nieuwe aflevering. Die groene kaft wordt hem even dierbaar als al die figu ren uit het verhaal.25 Nu had Dickens dat verhaal ook gede tailleerd gepland. De velen papier waarop hij het hele verhaal met vragen, suggesties, en vervolgens de inhoud van alle delen uiteen zette bestaat nog. Achterin de Oxford editie is dat afgedrukt. En het toont Dickens die zorgvuldig wikt en weegt. "Twee hoofdstukken of drie?" Vraagt hij zich af. "Drie" is het dubbel onderstreepte antwoord. Maar een stuk verder: "Plan veranderd en de aflevering in vier hoofdstukken gesplitst. Het eerste is te lang." "Moet ik Susan Nipper wegsturen? Nee, volgende nummer." "Denk eraan om het vol gende nummer te beginnen met Carker thuis."26 Maar John Forster is het niet eens met het resultaat. Dat wil zeggen: hij beklaagt zich over het feit dat het lezen van een feuilleton in maandelijkse afleveringen juist leidt tot oppervlakkig lezen. We lezen immers enkele dagen, dan weer enkele weken niet, enzovoort. Op die manier kunnen we onmogelijk zicht krijgen op de diepere bedoelingen en pre ciezere opzet van de auteur. We verliezen het totaaloverzicht dat het werk verdient. Wat we eerst lezen als een opmerking die uit de toon

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2009 | | pagina 14