73
beginnende auteurs of zij die het geld niet nodig hadden. Ook The
Memoirs of Grimaldidoor Dickens geredigeerd, had een dergelijke
constructie. Bentley trok overigens eerst de 300 pond die Dickens
nog als schuld bij hem had af van zijn deel.
Winstdeling was vaak minder profijtelijk dan het leek. '1 dislike the
half profit, as all writers do' schreef Trollope. Dickens zelf ontdekte
bijvoorbeeld toen hij op 10 februari 1844 het financiële overzicht
kreeg van Chapman and Hall mbt Martin Chuzzlewit dat de kosten
van de illustraties, inclusief ontwerp, graveren en drukken, hoger
waren dan zijn deel van de opbrengsten. 'I have not the least doubt
that they Chapman and Hall have run the expenses up anyhow
purposely to bring me back and disgust me with charges;' schreef
hij.
Terug naar Martin Chuzzlewit. Toen Dickens in 1841 de laatste hand
aan Barnaby Rudge had gelegd kwam een einde aan alle
verplichtingen die hij vijfjaar eerder, in 1836, was aangegaan; hij
had in die vijf jaar niet minder dan 16 boeken, pamfletten,
toneelstukken etc. geschreven of geredigeerd. Hij was beroemd en
nog steeds arm. 'Fame's Trumpet should blow a little more of the
wealth arising from the circulation of my Works, into booksellers'
pockets and less into my own.' klaagde hij.
In de zomer van 1841 kreeg hij een uitnodiging van William Hall om
met hem en Chapman te praten over een nieuw boek. Dickens genoot
van een rustige zomer in Broadstairs en verlangde naar een periode
van rust. Maar hij wist ook dat de derde druk van Oliver Twist niet
goed genoeg verkocht om de schuld die hij bij Chapman and Hall
reeds had uitstaan van 3000,- terug te betalen. In november zou
The Clock ophouden en de maandelijkse stipendia die hij kreeg
wegvallen,alhoewel de helft van wat hij daarvoor kreeg ook al weer
direct werd gebruikt voor het aflossen van oude schulden.
Hall suggereerde een roman in maandelijkse afleveringen, zoals
Pickwick en Nickleby. Lange onderhandelingen volgden, Dickens
wilde graag een jaar vrijaf, Chapman and Hall wilden hun
belangrijkste auteur niet verliezen.
De overeenkomst kwam erop neer dat Dickens 150 per maand zou
krijgen in het jaar dat hij vrijaf nam (zonder een clausule dat hij geen
contracten voor een ander boek mocht tekenen). Vanaf 1 november
1842, wanneer het nieuwe werk gepubliceerd zou worden, kreeg hij
200 voor iedere aflevering. Daar bovenop kreeg hij van winst,
wel moest daar het voorschot van 1.800 dat hij eerder voor zijn jaar
vrijaf had gekregen eerst van worden terugbetaald.