161 de moord op Nancy in zijn lezingen op te nemen. De reden die hij daarvoor geeft is een mooi tijdsbeeld voor ons die in een tijd leven waar commerciële tv-stations elkaar beconcurreren met een hele reeks van ranzige programma's: De toeschouwers, tot wie Dickens sprak bestonden uit wel opgevoede en ontwikkelde mensen, die een werkelijke moord met evenveel afschuw zouden aangezien hebben, als zij afkeer zouden hebben betoond van de moordenaar te hebben zien opgehangen. En genen gezonde gevoelens konden met mogelijkheid opgewekt worden door het nabootsen in wonderbaarlijk voeiende taal en sprekende gebaren van een walgelijk en bloedig toneel Zien we bij Camden Hotten het plunderen van Dickens werk nog als bewijs voor de grootheid van de schrijver zonder het gedrag zelf te veroordelen, bij Sala is dat anders. Degene die een graantje mee wilde pikken van het succes van de Pickwick Papers door de uitgave van de Penny Pickwick wordt omschreven als een ellendige boekenverkoper in Bloomsbury. Dan was het verkopen van beeldjes van de hoofdfiguren uit de Pickwick een aangenamer en strelender erkenning. En bij het vernoemen van een stuiver sigaar naar Pickwick kon nog naar een traditie in Cuba worden verwezen. Tegen het einde van zijn verhaal kan ook Sala, ondanks zijn mededeling dat hij zich niet met de privé-zaken van Dickens zal bezig houden, niet om diens huwelijksperikelen heen. Omdat Dickens hiermee zelf de publiciteit had gezocht zou dat ook wel erg schijnheilig zijn geweest. Wat hij er over schrijft is echter het vermelden nauwelijks waard en zijn afkeer om dit thema op te rakelen blijkt wel uit de volgende zin: Zij die recht van spreken hadden, hebben niet gesproken en de wereld heeft geen recht en zal dit nog in geen vijftig jaar hebben, het geheim te onderzoeken indien er een geheim bestaat. Sala ging er van uit dat er op redelijke termijn een grote degelijke levensbeschrijving zou verschijnen en daarbij gokte hij redelijk goed op John Forster of Wilkie Collins. Conclusie Komen we iets te weten over Dickens dat wat meer voorstelt dan de obligate beschrijving van zijn werk en leven? Nee, integendeel, ik denk dat een Dickens-liefhebber uit die tijd wel wist welke boeken er waren verschenen en met de levensbeschrijving kreeg men meer fouten dan feitelijke informatie voorgeschoteld; overigens wel in een heel plezierige schrijfstijl. Voor ons zijn die fouten juist weer interessant. Hieruit en uit de conclusie die Sala er aan verbond blijkt hoe opmerkelijk (en eigenlijk onbegrijpelijk) men het genie van Dickens vond. Een talent dat zomaar uit de lucht kwam vallen en dat schreef voor een publiek dat zich in alle lagen van de maatschappij bevond. Voor de Victorianen was dat weinig meer dan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2010 | | pagina 19