WEEKBLAD van 1860. Vrijdag, 3 Februarij. AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BE LANGEN GEWIJD. Hoofdredacteur: C. E. DE CLERCQ. DE VOORSTELLEN TOT VERBETERING. ii. HAARLEMMERMEER, Abonnementen worden aangenomen bij de Boekhandelaars C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam, J. J. VAN BREDERODE,3 bij den Heer BRIEVENGAARDER te Haartemmcrmccr en verder bij allc soliede BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN in het Rijk. De Puns is f 6,in het Jaar. Elke 3 Maanden wordt over f 1,50 besehikt. Afzonderlijke Nommers kosten 15 Cents. Adveiitentien van 15 regels 50 Cents, elke regel meer 10 Cents, behalve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen (die der Heeren Mede- Arbeiders uitgezonderd) moeten franco geschieden aan den Hoofdredacteur, Heerengracht bij de HartenstraatKK, 178, te Amsterdam. G-esehiedenis van den overdragt des Polders. In de vergadering van Hoofd-Ingelanden van 30 April 1856, de eerste, waarin het collegie van Dijk- graaf, Heeinraden en Hoofd-Ingelanden, na de verkie- zingen van 13 en 27 Maart en na het onderzoek der geloofsbrieven als geeonstitueerd kon beschouwd wordenhoewel de Secretaris nog moest worden benoemd, zoo als dan ook in die bijeenkomst plaats had, werd door den "Dijkgraaf, den heer J. L. van den Bur eh, de volgende memorie Notulen 1856, biz. 19) ingediend Aan het oordeel van Hoofd-Ingelanden wordt heden onderworpen eene zoogenaamde overeenkomst tot over- neming van den Ilaarlemmermeer-Poldereen uitvloeisel van de voorwaarden waarop de gronden zijn verkocht, bepaaldelijk van art. 20. Deze zoogenaamde overeenkomst heeft bij het Da- gelijkscli Bestuur van den polder een ondervverp uit- gemaakt van gezette overweging; van eene overneming toch in behoorlijken staat van onderhoud, hangt voor het vervolg de bloei en welvaart af eener onderne- ming, die sedert jaren zoowel binnen- als buitenlands in naam zeer hoog is opgevoerd maar daarom ook te meer op eene redelijke behandeling van de zijde des Rijks aanspraak heeft, en nimmer uitsluitend tot een voorwerp ter verkrijging van geldelijke voordee- len mogt aangewend worden. Bij het beoordeelen van die overeenkomst kwam in de eerste plaats in aanmerking de vraagin wel- ken toestand de polder ter overneming werd aange- boden, te meer, daar gedurende reeds meer dan een wintersaisoen het water zeer aanmerkelijke sehade aan de verkochte gronden veroorzaakte en de vrees bestond, dat daarinten gevolge van den geheel onvoldoenden staat waarin de werken zieh bevindenvoor alsnog weinig verandering gebragt kan worden. Het zij mij vergund ten aanzien van die overeen komst waarmede zoo het schijnt de meerderheid van het Dagelijksch Bestuur zich in het algemeen ver- eenigen kaneenige bedenkingen in het midden te mogen brengen, om daarna op de afzonderlijke be- palingen liier en daar wijzigingen voor te stellen. Niet verzwegen mag het wordenMijne Heeren dat de staat van onderhoud, waarin volgens art. 20 der verkoopconditien de werken en machines zich moesten bevindenniet bestaatdat in den letterlijken zin des woords de polder niet afgewerkt is; dat aan- zienlijke sommen vereischt zullen wordenom datgeen te doen, hetwelk het Rijk, laat het de werken zoo liggen regtens en zedelijk verpligt was geweest ten uitvoer te brengen. Bij plaats gehad hebbende opnemingen van daartoe bevoegde en benoemde deskundigenwelker rapporten gedurende de laatste dagen voor U ter inzage zijn geweest, is het gebleken, dat ketels en pompen aan de machines zeer veel te wenschen overlaten; zie hieromtrent ook de verhandeling van Dr. A. H. van der Boon Mesch, in het Tijdschrift ter bevordering van Nljverheid, 1855, deel 3, stuk 6, biz. 402—404 dat welligt meer dan f 60,000 zal noodig zijn, om eenen volgenden winter te kunnen rekenen, niet als nu 3 jaren aehtereen onder water te gerakenwaar- door zonder overdrijving gezegd kan worden, dat niet verwezenlijkt is, hetgeen omtrent voldoende bemaling was voorgegeven. De Ringvaart, waaromtrent eene overeenkomst tus- schen het Rijk en Rijnland bestaat, in dato A0. 1847, vereischt herstelop eenige plaatsen is dat vaarwater te ondiep. Het deswegens hierbij gevoegd rapport en afteekening zal daaromtrent bijzonderheden aange- venwanneer dat vaarwater in voldoenden staat gebragt is, zullen de jaarlijksche onderhoudskosten op eene somma van 5000 gerekend kunnen worden. De Ringdijk is hier en daar te laag en moet ver- hoogd worden, bepaaldelijk in de nabijheid van mijl- paal n°. 45. De Ringvaartsboorden zijn over verschillende lengten te zamen 3734 ellen, in gebrekkigen toestand, een deswegens opgemaakte staat gaat hierbij. Eene niet onaanzienlijke som is tot herstel vereischt. Verschillende binnenkanalenwaaromtrent nog eene opneming moet plaats hebbenvorderen aanzienlijke uitdiepingen. Zie reeds aangehaalde verhandeling van Dr. van der Boon Mesch, biz. 405. Sommige lengte- en dwarstogten zijn genoegzaam geheel gevuld. De zandverstuivingen nabij den Cruquius vereischen voorziening. Te betreuren is het dat deze onverkochte gronden niet beplant en beschermd zijnveel nadeel ware daardoor reeds voorkomen en een last te minder den polder opgelegd geworden. De waterberging in den polder is in plaats van J/j4, zoo als die geprojecteerd was, naauwelijks '/30; daardoor heeft het Rijk bezuinigd/552,000en 750 bunders land meer verkocht dan geraamd wasmaar tevens een en ander aan de oorspronkelijke bestem- ming onttrokken. Zie genoemde verhandeling, biz. 392. Over den toestand der wegen en bruggen zal ik mij geene aanmerkingen veroorloven, dat punt is van genoegzame bekendheid. De wegslooten, die voor de helft aan het Rijk behooren zijn grootendeels vervallen en meerendeels nimmer na de daarstelling opgemaakt. Eene som van pi. m. 14,000 zal daaraan ten koste gelegd moeten worden. Eene overeenkomst tot overname van dergelijke werken mag ik niet anders aannemendan onder voorwaarden, die eenen meerderen waarborg voor de Ingelanden opleverenonder voorwaarden die mij de vrees ontnemen, dat deze onderneming, waarbij een groot deel onzer landgenooten voor aanzienlijke geld- sommen betrokken zijn, bij onvoldoende afwerking van het eerste oogenblik aandat het Polderbestuur optreedt, door middel van leeningen in eenen schul- denlast zal gestoken worden, die, zoo als de onder- vinding elders genoeg bewezen heeft, bezwaarlijk later wordt te boven gekomen, en waardoor deze, zoo als reeds gezegd is, in naam zoo hoog opgevoerde on derneming, alleen eene blijvende bron van dagelijks steeds aangroeijende rijke inkomsten voor het Rijk zal worden. Wanneer ik in aanmerking neem dat het Rijk in plaats van 220 per bunder, waarop de verkoop- waarde der gronden oorspronkelijk was geraamd daarvoor gemiddeld /473 heeft ontvangen, dus meer dan 100 pet. meer, dan vraag ikof het Rijk door de opbrengst dezer droogmakerijniet ruimschoots gedekt werd, en of het niet velen onbegrijpelijk zal voorkomen, en welke de reden mag zijn, dat de afwerking en overgifte van den polder op billijke gronden, bezwaren ontmoet, die onverwacht mogen heeten, en waarom in de laatste dagen van Eebruarij jongstl.op het oogenblik dat het nieuwe Polderbe stuur op het punt stond om op te treden, maar deszelfs eindinstelling nog niet had erlangdgeheel onvoldoende geldsommen aan de Tweede Kamer werden voorgedragen ter voltooijing van den arbeiddie dagelijks aanzienlijke sommen in 's Rijks kas doet vloeijendoor belastingen als anderzins. Ik betreur daarom ook te meer dat het Gouverne- ment niet heeft kunnen goedvinden zijne medewerking te verleenen aan een dezerzijds bij herhaling gedaan voorstelom namelijkdoor wederzijds aan te wijzen deskundigente laten opnemen welke werkenwelke herstellingen alsnog voor Rijks rekening, en welke voor Polder-rekening behoorden te blijven; daardoor ware naar regt en billijkheid voldaan geworden aan de vorderingen welke men dezerzijds op den voorgrond steldeterwijl het Rijk tevens gevrijwaard ware ge weest voor alle overdreven ongegronde eischen; men heeft het niet gewild. De concept - overeenkomstzoo als die is liggende mag ik niet aannemen. Mogt de meerderheid van het Collegie van oordeel zijn, dat de drang der om- standigheden gebiedt tot eene onvoorwaardelijke over- name toe te treden zoo ben ik gaarne bereid dat besluit te eerbiedigen in de overtuiging dat dan ook van die zijde zonder bezwaar zal medegewerkt worden om de gelden aan te wijzendie weldra in ruime mate gevorderd worden. Ter aangehaalder plaatse biz. 402404 is door Dr. A. H. van der Boon Mesch omtrent den wa- terstand en den toestand der werktuigen geschreven „Het water klom den volgenden winter (1852/3) van 4.50 el onder A. P., die de stand was gedurende den zomer, tot 3.69 el onder A. P. Dit was niet te verwonderen. De pas drooggemaakte gronden namen weinig water open het gevallen regenwater vond geen voldoende waterberging in de nog niet voltooide vaarten en slooten van den nieuwen polder. In Junij 1853 was het water wederom zeer laag, en toen begon men met de verkooping der gronden. Niette- genstaande de werking der stoomwerktuigen klom het water weder gedurende den winter van 18531854, tot nagenoeg 4 ellen onder A. P.maar daar de vaarten, slooten en togten in het verkochte gedeelte nu gereed waren, en er dus een berging voor het regenwater gemaakt, en de aanvoer naar de werk tuigen verzekerd was, zoo kon gedurende den zomer van 1854 het water veel lager dan vroeger gehouden wordennagenoeg 5 ellen onder A. P. En evenwel is in denlaatsten winter van 18541855 het water op nieuw gerezen in het midden van den polder, het laagste gedeelte daarvan, tot een vrij aanmerkelijke hoogte en hooger dan men verwacht had. De oorzaak daarvan was te zoeken in den min gunstigen toestand der stoomketels; ook konden zij niet gevoed worden door water dat zuiver genoeg was; zoo dat het altoos nadeelig aanslag op den

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1860 | | pagina 1