- 26 -
Rijnland
Haarlemmermeer.
Landbouw.
Regeling van de Waterstaatsdienst.
gevolgtrekkingen die wij zelf niet raakcn. De Commis-
sie van beheer over de droograaking is naar onze over-
tuiging in eene zeer ernstige dwaling vervallenwaartoe
de tijdsomstandiglieden schijnen te hebben medegewerkt
of aanleiding gegevenen daardoor wordt juist elke
verdere beschuldiging uitgesloten.
Ten gevolge der invoering van het nieuwe reglement
waarbij het ambt van hoofd-opzigter in het leven
geroepen werd was eene nieuwe regeling der water
staatsdienst van Rijnland noodig geworden. Het beheer
was vroeger opgedragen aan vier opzigterswelke
elk in hunnen kring geheel onaf hankelijk van elkander,
op eigen verantwoording beheer voerden. Men verweet
aan die inrigting gemis aan eenheid en centralisatie.
Door Dijkgraaf en Hoogheemraden werd, dato 17 Januarij
1859, aan de Vereenigde Vergaderingeen voorstel inge-
diend om te benoemen een IToofdopzigterdie verant-
woordelijk zouzijn voordegeheelewaterstaatsdienst, en
die, gevestigd te Leiden, door zijn dagelijksch verkeer met
D. en HH. in staat zou zijn het beheer overeenkom-
stig de wensohen en gevoelens van dat collegie in
te rigtenen voorts vijf opzigterswelke onder het
oog van den hoofd-opzigter het beheer zouden voeren
over de vijf distriktenwaarin het waterschap tot
dateinde zou worden gesplitst. Zij zouden gevestigd zijn
te Halfioegte Spaarndam, te Gouda en te Katwijk
en de vijfde, aan wien het beheer van het midden-
distrikt zou worden toevertrouwdte Leidenopdat
deze tevens den hoofd-opzigter in zijne menigvuldige
bureau-werkzaamheden zou kunnen behulpzaam zijn.
Als tractementen werden voorgesteld voor de opzigters
te Halfweg en te Spaarndam f 1500, voor de drie
overige f 1100, alien, behalve de opzigter van het
midden-distriktmet genot van vrije woning.
Dit voorstel werd door de Vereenigde Vergadering
tot het geven van rapport en advies in handen gesteld
aan eene commissiebestaande uit de Heeren S. d e
C1 e r c q W z., T. P. V i r u 1 y en P. L. F. B1 u s s e.
Deze Heeren bragten daarover hun gevoelen uitin
een rapport dato 3 Maart 1859 aan de Vereenigde
Vergadering. Zij verklaarden dat zij liever gezien
haddendat terstond door D. en 11H. een voorsteltot
de regeling van de waterstaatsdienst in haren geheelen
omvang, ware ingediend geworden, daar het hun
voorkwamdat tusschen al de deelen der, dienst een
onafscheidelijk verband bestonden alzoo eene afzon-
derlijke beoordeeling van de hier voorgestelde regeling
der hoogere dienst moeijelijk was. Volgens hunne
beschouwing was de lagere dienst voor veel vereen-
voudiging vatbaarvoornamelijk door het zooveel
mogelijk bij aanbesteding doen verrigtenzoowel van
nieuwe werken als van het gewone onderhoud. Daar
door zouden de beide fabrieken of ambachts-werk-
plaatsen te Spaarndam en te Halfweg kunnen vervallen.
Ook het verpachten der schutsluizen te Spaarndam,
thans nog in eigen beheer, achtten zij wenschelijk.
Met het oog op eene zulke vereenvoudiging van
de lagere dienstoordeelden zij het voldoendeom
aan den hoofd-opzigter twee ambtenaren toe te voegen
onder den titel van opzigtersaan den eersten
Spaarndamen aan den tweeden Gouda tot woonplaats
aan te wijzen; den eersten eene jaarwedde van/2000
(of 1700 met vrije woning) en den tweeden eene
jaarwedde van 1500 (of 1200 met vrije woning)
toe te kennen en aan elk eene vergoeding van reis
kosten tot een maximum van 250 te verzekeren.
Dit rapport en een op dezelfde aangelegenheid
betrekkelijk advies van den Hoofd-Ingeland-plaats-
vervanger Mr. J. P. Amersfoordt (geplaatst in
het Weekblad van Purmerende van 27 April 1854),
werdovereenkomstig het advies van D. en H. H.
aan dit collegie terug gezondenmet uitnoodiging al
deze stukken te overwegen en een nieuw voorstel
in te leverenwaarbij de waterstaatsdienst in haar
geheel geregeld werd.
Dit voorstel, in dato 7 Junij 1859, ging van
den grondslag uit om de werken van Bijnland zoo
veel mogelijk bij aanbesteding te doen daarstellen
en onderhouden. Uitsluitend aanbesteding werd echter
onraadzaam geachtomdat Rijnland menschen behoeft
op welke het, in oogenblikken van gevaar, stellig reke-
nen kan. Wijl tevens voor de bediening van de
Sloomwerktuigen en van de uitwaterende sluizen een
helangrijk personeel noodig isdat echter met die
werkzaamheden slechts een gedeelte van het jaar of
een gedeelte van den dag bezig is, rekende men
dat het tot bezuiniging zou leiden een deel der
werken in eigen beheer te verrigten en daartoe de
twee werkplaatsen te Spaarndam en te Halfweg te
blijven behouden, ofschoon dan op kleiner schaal
ingerigt dan vroeger. Men was van voornemen de
doorvaartregten der sluizen te Spaarndam te ver
pachten zoodat het personeel dat daarvoor benoo-
digd isin dat geval zou worden ontslagen.
Het personeel voor elk der drie Stoomwerktuigen
werd hierbij vastgesteld op een eersten en een tweeden
machinist tegen een loon van 18.en f 14.
s'weeks; 2 stokers, behalve te Spaarndamwaar drie
noodig werden geoordeeldtegen een weekloon van
8.en f 7.een smeerjongen en twee vaste
kolenkruijers.
Zoo te Spaarndam als elders aan den Ykantvoor
het uitvoeren der onderhouds werken aan den Spaarn-
damschen dijk en de bediening der sluizen te Halfweg
werden 12 arbeiders (timmerliedenmetselaars, ver-
wers, aardwerkers, enz.) noodig geacht.
Te Katwijk eindelijk zouden 6 arbeiders worden aan-
gesteldzoowel voor het winden der sluisdeuren als voor
de onderhoudswerken aan de sluizen en aan het kanaal.
Het geheele personeel vaste arbeiders zou alzoo
bedragen
personeel aan de drie Stoomwerktuigen. 22
arbeiders aan den Spaarndamschen dijk 12
arbeiders te Katwijk6
Te zamen 40
Wat nu betreft het toezigt op den arbeid hier-
omtrent werd de volgende regeling voorgesteld.
Er worden aangesteld twee opzigterseen te Spaarn
dam en een te Gouda, de eerste op eene jaarwedde
van 1700 de tweede van f 1500 beiden met genot
van vrije woning, benevens vergoeding van reiskosten
(de eerste tot een maximum van 250, de laatste
van 300 s'jaars).
Nevens die opzigters en zoo aan ben als aan den
Hoofd-Opzigter ondergeschikt, worden aangesteld twee
onder-opzigterselk op een tractement van 700;
zij zijn gestationeerd te Halfweg en te Katwijk
maar kunnen overal heen verplaatst wordenwaar
de uitvoering van eenig werk het uitoefenen van
aanhoudend toezigt noodig maakt. De twee onder-
opzigters genieten vrije woning en ontvangen bij
tijdelijke verplaatsing naar eenig punt, op meer dan
een uur afstands van hunne woning gelegenver
goeding van reiskosten.
Het aantal boden dat vijf bedroeg zou volgens
het voorstel op drie worden verminderd. Het trac
tement van den bode-concierge werd gesteld op
700 benevens vrije woning, vuur en licht; dat
der beide anderen op 800.
De Vereenigde Vergadering keurde dit voorstel van
D. en HH. goed en werd de regeling der waterstaats
dienst alzoo vastgesteld, gelijk daarbij bepaald werd.
Toen echter de verordening op het onderhoud der
duinen vastgesteld was, kwamen D. en HH. met een
nieuw voorstel ter regeling van het toezigt over de
duinen te berde. Zij betoogden, dat het volstrekt
noodzakelijk wasdat dit toezigt met groote gestreng-
heid en naauwkeurigheid werd uitgeoefend en achtten
daartoe een personeel van vijf buitengewone beambten
noodig. Voorts oordeelden zijdat het toezigt van
een der opzigters hier volstrekt onmisbaar wasmaar
door hunne verwijderde standplaatsen onmogelijk werd
gemaakt. Zij stelden daarom voormet terugkoming
op het vroegere voorstelden opzigter, die te Gouda
zou worden geplaatst, te Leiden te vestigen en te
Gouda door een nieuw te benoemen onder-opzigter
op eene jaarwedde van f 700 te vervangen
het toezigt over de helmbeplanting en het waken
tegen overtredingen in de duinen, onder den hoofd-
opzigter en den opzigter te Leidenop te dragen
aan den onder-opzigter te Katwijk, met twee nieuw
te benoemen duin-opzigtersop een tractement van
260, gevestigd te TVassemar en te Zandvoort en
aan vier buitengewonen veldwachterstwee op een
tractement van 260 en de beide anderen van 130
gevestigd aan het kanaal te Katwijkin de Zillc te
Katwijk aan Zee en te Noordwijk aan Zee.
De reeds vroeger genoemde commissie leverde op
dit voorstel advies in. Zij verklaarden met bevreem-
ding vernomen te hebben dat D. en HH. in het
aangenomen stelsel, omtrent de helmbeplanting aan
leiding hadden gevonden de vroeger vastgestelde orga-
nisatie der waterstaatsdienst te wijzigen en aan de
vroeger aangenomen ambten drie nieuwe toe te voegen.
Zij beschouwdendat het stelsel van aanbesteding
door de Vereenigde Vergaderingop voorstel van D.
en HH.ook voor de helmbeplanting aangenomen, de
werkzaamheden der waterstaatdienst te dezer zake
zeer zoude beperken en alzoo het voor goed verplaatsen
van eenig ambtenaar of het benoemen van nieuwe
daaraan uitsluitend gewijde ambtenaren niet noodig.
Zij verklaarden zich met de verplaatsing van den
opzigter van Gouda naar Leiden te kunnen vereenigen
niet op grond van het aangenomen stelsel van het
toezigt op de duinen, maar om de andere daarvoor
aangegevene redenen, doch alleen in het geval dat de
daardoor opengevallen betrekking van opzigter te
Gouda met die van eersten machinist aldaar vereenigd
werd. Indien het toezigt op de duinen niet genoegzaam
door de onder-opzigters kon waargenomen worden,
achtten zij het beter daarin, voor als nog, door het
aanstellen van tijdelijke werkbazen te voorzien, tot
dat de ondervinding mogt aantoonen dat het aantal
opzigters niet toereikend voor de werkzaamheden was.
Door de Vereenigde Vergadering werd echter het
voorstel van D. en HH. onveranderd aangenomen.
Ten gevolge der regeling van de Waterstaatdienst,
zoo als die thans bepaald is zijn de volgende
aanstellingen van Opzigters geschied
G. A. d e G e u sOpzigter te Leiden.
P. van Camp en, Spaarndam.
J. D. Rijk, Onder-opzigter,, Gouda.
A. van Keulen, Houtrijk en Polanen.
L. A. v a n M e 1 sKatwijk.
Door de Arrondisements-Regtbank te Haarlem is
den 94en Eebruarij 1860 veroordeeld Z. B. te Haar
lemmermeer 1 aan ontduiking der plaatselijke belas-
tingen; 2°. aan verhindering van visitatie. Wegens het
1°. feit tot eene geldboete van 50 en wegens het
2°. feit tot eene geldboete van f 10 of, bij gebrek
van betaling, 14 dagen gevangenisstraf.
Van 714 Februarij zijn bij den Burgerlijken
Stand aangegevengeboren 6 mann.4 vrouw. ge- f
slachtte zamen 10overleden 1 mann.3 vrouw.
geslachtte zamen 4levenloos geboren geene
ondertrouwd 1 paar; gehuwd 2 paren.
UITKOMSTEN MIJNER BOEKHOUDING.
Ik heb steeds eene groote voorliefde voor cijfers
gehad. Vooral voor landbouw acht ik het bekend
maken van verkregene uitkomsten van groot belang.
Juiste opgaven omtrent opbrengst van gewassen,
kosten van voortbrenginghet resultaat bij de vee-
houding verkregenenz.geven den eenigenwaren
grondslag om den Landbouwtoestand eener streek te
beoordeelen en de verschillende wijzen van kultuur
te vergelijken. Voor eene juiste kennis van den
Haarlemmermeerpoldergeloof ikdat zulke mede-
deelingen inzonderheid noodig zijnde meeningen b. v.
omtrent de vruchtbaarheid van den grond zijn nog
zeer afwisselend en dikwerf hoogst onjuist. Slechts
door eene naauwkeurige opgave van verkregene resul-
tatenop verschillende gronden en onder verschillende
omstandighedenkan daarover het ware licht ver-
spreid worden.
Ik wil daartoe eene bijdrage leverendoor het
mededeelen der opbrengsten van gewassen op eene
bouwhoeve in dezen polder verkregen. Op zich zelf
heeft eene dergelijke statistiek natuurlijk geene groote
waarde, doch ik hoop en vertrouw, dat ook andere
dit voorbeeld zullen volgen en daardoor den grond
zal gelegd worden tot eene goede statistieke kennis
van den tegenwoordigen landbouwtoestand van den
polder. Ik behoef wel niet te zeggendat daartoe
naauwkeurige opgavenstrikt met de waarheid
overeenkomendeen eerst vereischte zijn. Voor de
juistheid van mijne cijfers, aan eene naauwkeurige
boekhouding ontleend, kan ik instaan.
De hier vermelde opbrengsten zijn verkregen op
de Bouwhoeve de Vennip Sectie O. 6, 7, 8, groot
60 bunders, in eigendom toebehoorende aan den
Heer M. P. Th. Previnaire, gedurende de jaren
1855 tot en met 1858.
De veenderij (het vroeger eiland de Vennip) is
circa 6 bunders groot, zoodat er ongeveer 53 bunders
in kultuur zijngemeten ter halver sloot.
De gronden liggen, op een vijftal bunders na zeer
hoog. De kwaliteit is zeer afwisselend.
2 5 bunders zijn goeden baggergrondde baggerlaag