m
WEERBLAD
van
1860.
Vrijdag, 9 Maart.
10.
Haarlemmermeer
*\ARip
A A N LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD.
HoofdredacteurC. E. DE CLERCQ.
Jugcroubcu.
PLANNEN
HAARLEMMERMEER,
Abonnementen
worden aangeDomen bij de Boekhandelaars
C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam
J. J. VAN BREDERODE,Haarlem,
bij den Heer BRIE VENGAA R DER te Haarlemmermeer
en verder bij alle soliede
BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN
in bet Rijk.
De Prijs is f 6,in het Jaar. Elke 3 Maanden wordt over f 1,50 beschikt. Advertentien van 15 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts.
behalve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten franco geschieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam.
Bij dlt IVoinmor behoort een Bijvocgsel.
Van 2128 February zijn bij den Burgerlijken
Stand aangegevengeboren 4 mann.7 vrouw. ge-
slacht, te zamen 11; overleden 7 mann., 2 vrouw.
geslachtte zamen 9levenioos geboren 1onder-
trouwd 1 paar; gehuwd 1 paar.
TOT VERBETERING VAN BEN
HAAELEMMEBMEEE-POLDER.
Vervolg
Terwijl een groot deel van het jaar 1859, zoo
als wij gezien hebbenverliep met overwegingen om-
trent hetgeen gedaan moest worden ter verbetering
der bemalingsmiddelen van den polder, zonder dat
hierbij bepaalde resultaten verkregen konden worden
naderde de winter.
Zooveel was echter met genoegzame zekerheid uit
de geboudene beraadslagingen op te makendat
voor als nog bij de groote meerderheid van het be-
stuur de overtuiging niet gevestigd wasdat het
oogenblik aanbrak om tot afdoende maatregelen over
te gaan. De gunstige omstandighSJenwaaronder de
laatste jaren waren doorgebragtdeed de hoop nieuw
voedsel vindenom, zonder het aanwenden van buiten-
gewone middelen uitkomsten te verkrijgen diehetzij
dan in meerdere of mindere matetot heden ackter-
wege waren gebleven.
Het jaar 1859 was evenwel nog niet ten einde
of omstandigbeden deden zich voor, die den toestand
van 1856 te zeer in herinnering bragten niet alleen
maar teleurstellingen veroorzaaktenthans te onaange-
namer, daar zij eenigzins onverwacht aan sommigen
de oogen deden opengaan.
De waterstand werd ongunstig, de lage, zelfs de
middelbare landen leden nu en dan overlast door
het veelvuldige regen- en kwelwater, het wiuterpeil
moest steeds verhoogd worden, ten einde eene regel-
matige afwisselende werking der stoomtuigen tot aan
het voorjaar te kunnen volhouden.
Het bestuur begreep t? regt, ten einde de palen
der voorzigtigheid niet te oversohrijden (zoo als dan
ook later bleek goed te zijn geweest)geen gevolg
te mogen geven aan den nu en dan met aandrang
geuiten wenseh van sommigenom door het inspannen
van alle beschikbare middelen te trachten het peil
eenigermate te verlagen; ware aan dezen wenseh te
veel toegegeven, dan zou de theorie bewezen hebben,
niet dat de werktuigen voldoende waren om den
polder onder omstandigheden als dezedie niet zeer
buitengewoon genoemd mogen wordendroog te hou-
denmaar dan zoude op eene zeer onaangename
wijze bewezen zijn gewordendat de natuur soms
sterker is dan de leer, dat wel zonneschijn na regen
volgt, maar juist niet altijd even spoedig als gewenscbt
wordt, en dit was thans het gevalveelvuldige regens
hielden bijna onafgebroken aanEijnland's boezem
steeg al hooger en hooger tot 28 duim AP., terwijl
middelen om dien boezem op een regelmatig peil te
houden, gedurende den geheelen winter schenen te
ontbreken.
De stoomwerktuigen van den Eaarlemmermeer-Polder
werden beurtelings sehoon gemaakt en hersteld, en
gelukkig bestaat thans het vooruitzigt, (daar het
water van 26 Februarij tot 4 Maart op 4.50 a 4.60
-s- AP. is gedaald), dat tegen het laatst van Maart
een vast voorjaarspeil gehandhaafd zal kunnen worden.
Ik meende bij het naderen van het voorjaar deze
bijzouderheden eenigzins nader in het licht te moeten
stellen
1°. Omdat de wijze van werking met de stoom
tuigen in Dec. 1859 en in de eerste helft van Januarij
1860, toen nog waarschijnlijkheid van eenigzins aan-
houdende vorst kon bestaanaanleiding tot soms
onaangename aanmerkingen gafwelke aanmerkingen
naar mate die waarschijnlijkheid ophieldtevens ver-
minderden.
2°. Omdat ten aanzien van het in werking stellen
en houden der stoomtuigengeen verschil van gevoelen
in het eollegie van Dagelijksch Bestuur heeft geheerscht,
vermits noch het eollegie, noch de afzonderlijke leden,
lust gevoelden de verantwoordelijkheid op zich te nemen,
om onder ongunstige omstandigheden, die ruim drie
maanden achtereen aanhielden, gewaagde proeven te
laten uitvoeren.
3°. Omdat ik steeds de stelling zal bestrijden, dat
de drie stoomwerktuigenal zijn die eenigermate
verbeterdin staat zouden zijn den polder droog te
houden.
4°. Vermits het mij niet onbekend is, dat voor-
standers van het gevoelen om het waterbezwaar voor-
eerst alleen aan de drie verbeterde stoomtuigen over
te latendaarmede in de tweede plaats verbinden
plannen van vrij uitgebreide inpolderingwaarmede
zij het echter niet geraden schijnen te achtennu
reeds openlijk voor den dag te komen.
De min gunstige gesteldheid van den waterstand
en de schade hier en daar aan wintergewassen veroor-
zaaktdeed spoediger dan voorzien kon worden
maar welligt niet ten nadeele der daar te stellen
verbeteringen aan den polder, nu reeds van alle zijden
stemmen opgaan om door afdoende maatregelen de
ontwikkeling van dezen te bevorderende onzekerheid
te doen eindigen en daardoor de waarde der eigen-
dommen op te houden en te verzekeren. De overtui
ging begon allengskens de overhand te krijgendat
meerdere maatregelen dan tot nu toe, bij de hand
moesten genomen worden en de tijd der becijferingen
en bespiegelingen plaats behoorde te maken voor be-
paald doeltreffende middelen.
Het was dan ook een gelukkig verschijnsel, dat in
de vergadering van Hoofd-Ingelanden van 21 Decem
ber 1859, reeds het besluit kon doorgaan, (al was
het met slechts eene stem)om de diligent verklaring
van Dijkgraaf en Heemraden te doen ophouden, en
een plan tot verbetering in ruime trekken te willen
inwachten. De laatste dagen toch hadden aangetoond,
dat bij de vele en plotseling gevallen regens het be-
malingsvermogen bleek te klein te zijn, om het water
in het algemeen belang tijdig genoeg weg te schaffen.
Verschillende leden van het Bestuur beaamden dit
gevoelenzij beriepen zich op al de rapporten van
deskundigen wier namen in de waterbouwkunde ge
noemd mogen wordenen spraken bunne overtuiging
uit, dat krachtige middelen moeten worden beraamd,
om den Polder te waarborgen tegen de wisselvallig-
heden van de weersgesteldheidwaaraan zoo vele
kostbare eigendommen niet op den duur mogten wor
den prijs gegeven. Deze considerans vond nieuwe
kracht, toen gedurende de dagen van 1 tot 21 Ja
nuarij 1860, de drie stoomtuigen genoegzaam gelijk-
tijdig en onafgebroken in werking waren.
De Leeghioater werkte 316 urende Lijnden 367
uren, de Oruquius 496 uren; de eerste maakte 101180
slagen, de tweede 132915, en de derde 156192 sla-
gen, zonder dat eene behoorlijke regeling in den
waterstand te verkrijgen wasof dat het peil veel
onder 4.40 h- A. P. verlaagd kon worden. In die
dagen werd beslotenonder eene langzame werking
de maand Maart te naderen, om dan nogmaals te
trachten den Polder droog te krijgen.
Deze bijzonderheid wilde ik vermelden om te doen
ziendat nu en dan vele etmalen achtereenzonder
veel effect, krachtige pogingen zijn beproefd om den
Polder op lager peil te houden, hetwelk, volgens
voorgeven van sommigen niet genoegzaam zou heb
ben plaats gehad, of om gebrek aan steenkolen na-
gelaten werd.
Niet minder gewenscht is de waarschijnlijkheid
dat het Collegie van Dagelijksch Bestuur bijna een-
stemmig isten aanzien der drie hoofdpuntenwelke
als een geheelter verbetering van den waterstand
aan de vergadering van Hoofd-Ingelanden den 7<lea
Maart in overweging worden gegeven.
Eindelijk noem ik het een gelukkig verschijnsel,
dat de belangstelling bij een aanzienlijk getal eige-
naars in groote mate is opgewekt; dat de tijd geko-
men schijnt te zijn, waarin blijken zal, of een Pol
der, waarin een kapitaal van ongeveer 20 millioen
guldens is besteed en ten koste gelegd, tot vrucht-
baarheid gebragt kan worden, dan wel of nog eene
lange reeks van jaren verloopen moet, alvorens land
in den Haarlemmermeer, in plaats van eenen scbrik
voor kapitalistenlandlieden en de crediel-vereeniging
te zijnals eene gewenschte bezitting beschouwd mag
worden.
Als van zelve ontstaat nu de vraagwelke de
krachtige middelen moeten zijn die de vergadering
van Hoofd-Ingelanden op het oog had, toen het be
sluit genomen werd om de diligent-verklaring van
Dijkgraaf en Heemraden te doen ophoudenen een
plan ter verbetering in ruime trekken te willen in
wachten.
Ongetwijfeld zijn eenige hoofdzaken in 185S bij
het rapport, meergenoemd Storm Buysing c. s.
in herinnering gekomen. Verbetering der stoomwerk
tuigen, het bij velen geliefkoosde denkbeeld van in
poldering zal niet geheel op den achtergrond zijn
gebleven. Krachtige vijzelmolens, beperking van de
kwelschoone grindwegen met tal van boomen be-
plant, kunnen er toe behooren.
Omdat het hier zal aankomen op het vestigen van
grondslagen, waarvan voor de gevolgen de bloei en
welvaart van den Polder kunnen afhangen, wil ik
bepaaldelijk eenige gezigtspunten aan het oordeel der
belanghebbenden in bedenking geven. x
Eene opmerking moet ik nog laten voor^fgaan, zij
is deze: Wanneer de Heeren Storm BtT-yting,